Onderzoek: minder opnames dan in HARM-studie
Dat concluderen onderzoekers van het Erasmus MC, Radboud Universiteit en het Pharmo Instituut in hun studie 'Acute ziekenhuisopnamen die mogelijk zijn gerelateerd aan geneesmiddelbijwerkingen', die is geschreven in opdracht van het ministerie van VWS.
Belangrijkste oorzaken voor de verschillen zijn dat de onderzoekers niet de opnames door medicatieontrouw van patiënten hebben meegenomen, dat zijn ongeveer 4000 opnames per jaar. Ook zijn veel opnames moeilijker toe te dichten aan fouten van huisarts, specialist of apotheker. Een derde factor voor het lagere aantal opnames is dat apothekers en huisartsen na de aanbevelingen van HARM en IPCI nauwkeuriger zijn gaan werken.
De IPCI (Integrated Primary Care Information)-studie uit 2003 werd verricht door het Erasmus MC, in opdracht van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ). Twee later later werd een vervolgonderzoek gedaan, HARM (Hospital Admissions Related to Medication) door het Instituut voor Farmaceutische Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Utrecht, op verzoek van de Orde van Medisch Specialisten en de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers.
Twee dingen kunnen volgens Peter de Smet, één van de drie projectleiders van het onderzoek en wetenschappelijk adviseur van de KNMP, beter. De communicatie tussen specialist, huisarts en apotheker: het LSP zou daarbij zeker helpen. Een tweede belangrijke maatregel om het aantal ziekenhuisopnames terug te dringen is het standaard meenemen van de nierfunctiewaarden van patiënten, waardoor doseringen nauwkeuriger kunnen worden bepaald.
KNMP, artsenorganisatie NHG en specialistenvereniging OMS zijn daarom onlangs begonnen met besprekingen om te bepalen hoe relevante informatie over nierfunctiestoornissen aan apothekers kan worden doorgegeven.
Een andere conclusie van de onderzoekers is dat de toevoeging van een extra medicijn om de patiënt te beschermen tegen een bijwerking van een ander geneesmiddel (zoals een verhoogd risico op maagdarmbloedingen bij gebruikers van NSAID’s, antistollingsmiddelen en coxibs) effect heeft. Een vijfde van het aantal medicijngerelateerde opnames had te maken met deze antistollingsmedicatie.