‘Preferentiebeleid in ziekenhuis is onwettig’
Achmea wil samen met negentien ziekenhuizen TNF-alfaremmers inkopen, met als doel meer kortingen te bedingen bij leveranciers.
Volgens Schutjens introduceert Achmea daarmee een soort ‘indirect’ preferentiebeleid binnen het ziekenhuis voor een groep geneesmiddelen met verschillende werkzame stoffen die zelfs uit verschillende clusters van het GVS komen. “Achmea gooit deze overgehevelde middelen nu op één hoop en wijst daaruit een of meer voorkeursmiddelen aan.”
Volgens Schutjens doet de zorgverzekeraar dat niet op basis van medisch inhoudelijke criteria, maar op basis van de hoogte van de korting. “Dat kan naar mijn mening niet, omdat dit mogelijk de behandelopties en dus de rechten van verzekerden beperkt.”
Gevolgen
Minister Edith Schippers van Volksgezondheid zou volgens Schutjens destijds bovendien hebben benadrukt dat patiënten na de overheveling recht blijven houden op hetzelfde geneesmiddel. “Op papier is dat misschien wel zo, maar in de praktijk kan dit wel degelijk gevolgen hebben. Het gaat immers niet om identieke producten, dus verschraling dreigt.”
Achmea zegt op zijn website, in antwoord op de vele vragen rond de inkoopprocedure van dure geneesmiddelen, dat er geen sprake is van een preferentiebeleid. De zorgverzekeraar hanteert andere criteria voor zijn inkoopbeleid dan de criteria voor clustering in het GVS, die volgens Achmea “minder actueel zijn”.
Verder benadrukt Achmea geen artsen te dwingen een geneesmiddel uit te sluiten. De zorgverzekeraar streeft ernaar dat artsen bij minimaal 80% van de nieuwe patiënten en patiënten die een behandeling opnieuw starten het voorkeursgeneesmiddel voorschrijven.
Voor Schutjens is het echter duidelijk: dit is een eerste aanzet tot een soort preferentiebeleid binnen de ziekenhuismuren. Dat kan volgens de hoogleraar leiden tot een verkapte beperking van de aanspraken van patiënten die tegen de wet is: “In een zaak over dieetvoeding heeft de rechter onlangs geoordeeld dat dat niet is toegestaan.”
Transparant
Sturing, bijvoorbeeld door centrale inkoop van zorgverzekeraars, is volgens Schutjens overigens niet per se problematisch. Mits dat toetsbaar is en het voor de patiënt duidelijk is wat zorgverzekeraars inkopen en wat zij afspreken over het al dan niet voorschrijven of inkopen van bepaalde geneesmiddelen.
Afspraken tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders onttrekken zich echter vrijwel volledig aan het zicht van de buitenwereld, zegt Schutjens. “Dat moet veel transparanter. Hoe kan een verzekerde anders weten dat zijn polis in inkoopcontracten mogelijk wordt uitgekleed?”
Brancheorganisatie van de farmaceutische industrie Nefarma, die eerder al vragen had over de inkoopprocedure, heeft inmiddels een gesprek gevoerd met Achmea. De woordvoerder: “Achmea heeft ons overtuigd niet op de stoel van de arts te gaan zitten.”
Van therapeutisch preferentiebeleid is sprake als een zorgverzekeraar binnen een groep van analoog werkzame stoffen, één stof voor vergoeding aanwijst. Zowel het ministerie van VWS als de zorgverzekeraars proberen het preferentiebeleid zo verder uit te bouwen.
Minister Klink van [[Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport|VWS]] schreef in zijn begroting voor 2010 reeds over therapeutisch preferentiebeleid.:
“Ik sta overigens wel positief tegenover het principe van therapeutisch preferentiebeleid. Hier zal ik in de komende periode nader onderzoek naar laten verrichten, zodat dit mogelijkerwijs met ingang van 2012 gestalte kan worden gegeven. Om therapeutisch preferentiebeleid mogelijk te maken, is overigens een wijziging nodig van het Besluit zorgverzekering.”
Het hof te Arnhem wees op 24 mei 2011 een vonnis in hoger beroep, dat de autonomie van de voorschrijvend arts in het onderhavige geval bevestigde.
LJN: BQ6277, Gerechtshof Arnhem , 200.081.252 http://zoeken.rechtspraak.nl/detailpage.aspx?ljn=BQ6277
Het ging over de uitwisselbaarheid van adalimumab en infliximab.
Achmea is nu intramuraal bezig een variant van haar pakjesmodel uit te ontwikkelen.