Nieuwe pensioenregeling voor openbaar apothekers
Dat heeft de ledenvergadering van de Beroepspensioenvereniging Pensioenfonds Openbare Apothekers (BPOA) deze week in Utrecht besloten. Eén van de ongeveer vijftig aanwezigen stemde tegen het voorstel. De afgelopen jaren was de pensioenpremie voor BPOA-leden niet verhoogd, in tegenstelling tot veel andere regelingen. Apothekers in loondienst betalen slechts ongeveer een derde van die € 14.175, omdat hun werkgevers doorgaans het andere deel van de pensioenpremie voor hun rekening nemen.
De verhoging komt ten goede aan de pensioenopbouw en een beter nabestaandenpensioen. Volgens de huidige regeling zou het jaarlijkse ouderdomspensioen bij ongewijzigde omstandigheden uitkomen op € 30.300 per jaar, door de nieuwe regeling neemt dat toe tot € 40.552. Het bestuur deed twee voorstellen en de leden kozen de voorkeursoptie van het BPOA-bestuur, waarbij de pensioenopbouw voor jongere apothekers op een meer solidaire manier is geregeld.
De wijziging is onder andere noodzakelijk vanwege nieuwe wet- en regelgeving voor alle pensioenregelingen. Zo wordt de leeftijd waarop leden met pensioen gaan verhoogd van 65 tot 67 jaar. Ook geldt voor zelfstandige apothekers een ander inkomensbegrip als basis voor de pensioenopbouw: met name apothekers met een zogeheten eenmanszaak dienen de consequenties daarvan te bekijken.
BPOA-voorzitter Paul van Bakel zei dat de premie stijgt, maar dat de fiscale mogelijkheden hierdoor wel optimaal worden benut. Hij vertelde de leden dat de nieuwe regeling het fonds minder kwetsbaar maakt voor financiële tegenvallers en deelnemers meer zekerheid biedt.
Stichting Pensioenfonds Openbare Apothekers (SPOA) blijft uitvoerder van de regeling. Na de invoering volgend jaar gaat de BPOA mogelijkheden bestuderen om de pensioenregeling eventueel onder te brengen in een ander pensioenfonds. Met name de ontwikkelingen rondom een cao voor loondienstapothekers spelen hierbij een rol, waarbij aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds een optie is.