Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

Persoonlijke hulpmiddelen

Navigatie

Ketenzorg antistolling komt op gang

24-04-2015
Twee landelijke richtlijnen uit 2012 voor toepassing van antitrombotica zijn grotendeels geïmplementeerd. Dat blijkt uit een onderzoek van het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL). Voor implementatie van een recentere, gecombineerde richtlijn uit 2014 is het draagvlak groot, maar de richtlijn moet zijn weg nog vinden naar de praktijk.

Bij de behandeling van patiënten die antistollingsmiddelen gebruiken zijn vaak meerdere medisch specialisten, de huisarts, een apotheker en de trombosedienst betrokken. Samenwerking en afstemming tussen deze zorgverleners is essentieel maar complex, en een potentiële bron van fouten.

LSKA 1.0 en Leidraad

In 2012 verschenen de Landelijke Standaard Ketenzorg Antistolling (LSKA 1.0) en de Leidraad begeleide introductie nieuwe orale antistollingsmiddelen. Beide richtlijnen hadden tot doel samenhang en afstemming te bevorderen in de keten van antistollingszorg. De LSKA 1.0 richtte zich vooral op de vitamine-K-antagonisten, de Leidraad vooral op de direct werkende orale anticoagulantia (DOAC’s). Volgens het NIVEL-onderzoek zijn deze richtlijnen grotendeels geïmplementeerd, al bestaan er verschillen tussen regio’s.

Op veel plaatsen in Nederland zijn zowel trombosediensten als ziekenhuizen bezig het casemanagement antistolling vorm te geven. De eerste lijn (trombosediensten) is hiermee flink gevorderd, in de tweede lijn zijn er uiteenlopende initiatieven. Op enkele plaatsen bestaan samenwerkingsverbanden tussen ziekenhuizen en trombosediensten. Wat opvalt is dat elke trombosedienst of ziekenhuis het casemanagement antistolling op zijn eigen manier inricht.

LSKA 2.0

De Landelijke Standaard Ketenzorg Antistolling 2.0 (LSKA 2.0) uit juni 2014 integreert de ketenzorg bij vitamine-K-antagonisten, direct werkende orale anticoagulantia en trombocytenaggregatieremmers. De belangrijkste aanbeveling van de LSKA 2.0 is dat de totale ketenzorg rondom antistolling bij elkaar gebracht wordt in regionale antistollingscentra en expertisecentra. Het draagvlak voor deze aanpak is groot, maar de verwezenlijking moet nog op gang komen.

De mate waarin structurele transmurale samenwerkingsverbanden opgezet zijn, verschilt per regio. In veel regio’s hebben trombosediensten een regiotafel antistolling opgericht, waar transmurale afstemming van het antistollingsbeleid op lokaal/regionaal niveau centraal staat. Enkel in één regio in Nederland is op dit moment een regionaal antistollingscentrum en een expertisecentrum formeel opgericht, gebaseerd op samenwerkingsverbanden tussen meerdere trombosediensten en meerdere ziekenhuizen uit die regio.

Onbekend

Eerder deze maand verschenen twee artikelen in het Pharmaceutisch Weekblad en het PW Wetenschappelijk Platform waarin werd geconstateerd dat de bekendheid van de LSKA 1.0 en de Leidraad nog te wensen overlaat. Deze artikelen waren gebaseerd op enquêtes onder ziekenhuisapothekers en medisch specialisten, die zijn uitgevoerd in 2013, voordat de LSKA 2.0 uitkwam.

Het NIVEL-onderzoek is recenter en omvat 9 face-to-face-interviews en 46 telefonische interviews onder vertegenwoordigers van landelijke brancheorganisaties en regionale instanties die bij de antistollingszorg betrokken zijn. Het onderzoekrapport van de quickscan LSKA (voluit Implementatie Landelijke Standaard Ketenzorg Antistolling 2.0: stand van zaken, door N. Damen, P. Damen, L. van Dijk, D. de Bakker en C. Wagner) is te vinden op de website van het NIVEL: www.nivel.nl.

Document acties

Back to top