Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

Persoonlijke hulpmiddelen

Navigatie

Herexamen 2014 PW 9

PW Magazine 09, jaar 2014 - 28-02-2014
Een man van 62 jaar wordt voor systolisch hartfalen behandeld met onder meer enalapril eenmaal daags 10 mg en furosemide eenmaal daags 40 mg. Na enige tijd treedt verergering van de klachten op, zich onder andere uitend in enkeloedeem en nachtelijke benauwdheid. Welk therapeutisch beleid is aangewezen? a. toevoeging van carvedilol; b. tijdelijke verhoging van de dosering furosemide onder gelijktijdige toevoeging van metoprolol; c. toevoeging van digoxine; d. tijdelijke verhoging van de dosering furosemide.

Goede antwoord: d.

De basisbehandeling van hartfalen bestaat uit een ACE-remmer, een (lis)diureticum en een bètablokker. Een bètablokker kan echter niet op ieder moment worden ingezet, omdat het negatief-inotrope effect kan resulteren in een acute klinische verslechtering. Een bètablokker moet daarom worden ingeslopen bij klinische stabiliteit van de patiënt, waarvan hier, gezien de vochtretentie, geen sprake lijkt te zijn. Digoxine komt pas in aanmerking indien tevens sprake is van atriumfibrilleren of als laatste optie bij ernstig hartfalen als een optimale therapie met een ACE-remmer, een lisdiureticum, een bètablokker en een aldosteronantagonist tot onvoldoende vermindering van de klachten leidt. Daar lijkt het hier iets te vroeg voor. Verhoging van de dosering van het nu nog laag gedoseerde lisdiureticum is hier de beste optie.

 

Bronnen: Multidisciplinaire richtlijn Hartfalen 2010, NHG-standaard Hartfalen 2010.

Document acties

Back to top