Herexamen 2015 PW 8
Goede antwoord: b
Bij het afpassen van een vloeistof kan een doseerfout optreden door toevallige fouten (bijvoorbeeld afleesfouten) of systematische fouten (bijvoorbeeld een schaalafwijking). Systematische fouten dienen tot een minimum beperkt te worden. In het algemeen is een totale afwijking van 5 tot 10% van de dosis acceptabel.
De grootte van een systematische doseerfout is gerelateerd aan het minimaal af te meten volume in een spuit. Voor een injectiespuit < 5 ml, die voor minder dan de helft van het nominale volume gevuld is, bedraagt de fout circa 5%. Wanneer de spuit voor meer dan de helft is gevuld, is een fout van 2-3% haalbaar in de praktijk. Een spuit van 2 ml voldoet dus beter dan een spuit van 5 ml. Een spuit van 1 ml is ongeschikt, omdat dan tweemaal moet worden afgepast.
Bron: Parenteralia VTGM op KNMP Kennisbank. §2. Gereedmaken