Een patiënt stond op verstrekking van niet-preferente geneesmiddelen die hij al jaren kreeg, omdat hij allergisch zou zijn voor de preferente middelen. De apotheker leverde toch de preferente medicijnen, waarna de patiënt een klacht indiende. Het Regionaal Tuchtcollege verklaarde die ongegrond, omdat geen sprake zou zijn van een verhoogd substitutierisico of medische noodzaak.