Commotie om Utrechts onderzoek clopidogrel
Dat is de conclusie van een onderzoek dat het UMC Utrecht uitvoerde. Inmiddels zijn de resultaten hiervan gepubliceerd in The American Journal of Gastroenterology.
De Utrechtse onderzoekers keken naar een kleine 19.000 nieuwe gebruikers van clopidogrel, van wie bijna zesduizend er een protonpompremmer bij kregen. In de combinatiegroep kwamen vaker maagproblemen en hart- en vaatziekten voor. Toch denken de onderzoekers dat de oorzaak hiervan niet ligt bij de geneesmiddelencombinatie. Personen die deze middelen gebruikten hadden namelijk al een slechtere conditie en liepen daarom grotere risico’s.
De uitkomst van dit onderzoek druist lijnrecht in tegen de bestaande richtlijnen. Volgens prof. dr. Peter Siersema, hoofdonderzoeker, wordt bij voorschrijven volgens die richtlijnen hartpatiënten goed werkende medicatie onthouden. De Nederlandse richtlijnen hebben het advies van het EMA overgenomen, dat aanraadt omeprazol en esomeprazol niet met de plaatjesremmer te combineren.
Het advies van het EMA stoelt vooral op laboratoriumonderzoek terwijl de conclusie van de Utrechtse onderzoekers berust op klinisch onderzoek.
Een tweede opmerkelijke bevinding uit het Utrechtse onderzoek is dat er geen verschil is tussen de verschillende typen maagzuurremmers, terwijl het EMA zegt dat alleen omeprazol en esomeprazol deze interactie zouden geven.
Maar de discussie over clopidogrel is nog niet rond. Eind augustus verschenen twee artikelen in The Lancet die wijzen op de invloed van aanleg voor sterk of zwak werkende CYP2C19-enzymen op de werking van clopidogrel. Een artikel in The New England Journal of Medicine, ook eind augustus gepubliceerd, ontkracht dit juist, terwijl in de Verenigde Staten in de bijsluiter van clopidogrel staat dat een test op genotype nodig is.