Inspectie: medicatiebewaking apotheken in orde
Apotheken voeren medicatiebewaking over het algemeen goed uit: apotheken kijken naar geneesmiddelinteracties en volgen de richtlijnen voor farmacotherapie. In negen van de tien gevallen kijken apothekers naar contra-indicaties en allergieën. De precieze beoordeling van deze uitkomsten is echter lastig voor apothekers omdat ze geen toegang hebben tot het medisch dossier van de patiënt. Daarom gaat de apotheker vaak uit van de informatie die de patiënt zelf hierover geeft.
Dat blijkt uit het IGZ-rapport Het resultaat telt openbare apotheken 2009, dat gebaseerd is op kwaliteitsindicatoren die in 2009 zijn gemeten in 1845 apotheken. “Een vrij positief beeld”, vindt IGZ-inspecteur Nico Kijlstra. “Het rapport vormt geen aanleiding tot zorg.”
Toch reikt het rapport ook verbeterpunten aan: de receptcontrole kan nog sneller en vollediger. Uit het oogpunt van veiligheid hoort de apotheker de uitgifte van een geneesmiddel binnen 24 uur na aflevering te controleren. Een derde van de apothekers gaf aan dat ze dat meer dan tien dagen per meetjaar niet deden.
Ook blijkt uit het rapport dat er grote verschillen zijn tussen de apotheken in de mate waarin ze patiëntenbegeleiding geven, bijvoorbeeld inhalatie-instructies of voorlichting over gebruik en bijwerkingen van antidepressiva. Verder zijn er grote verschillen tussen apotheken in het uitvoeren van medicatiebeoordelingen.
Wat apothekers volgens Kijlstra nog kunnen verbeteren is het vastleggen van zorg die ze leveren aan patiënten. “Apothekers kunnen wel zeggen: we hebben een inhalatie-instructie volgens het protocol uitgevoerd, maar ze moeten deze vastleggen in het apotheeksysteem zodat ook aantoonbaar is dat ze deze daadwerkelijk uitvoerden.”
De KNMP vindt het goed dat de IGZ onderzoek doet bij de apotheken. Woordvoerder Lennart Salemink: “We zijn blij dat er zoveel apothekers hebben meegewerkt. Het IGZ-rapport onderstreept dat de inspanning van de KNMP afgelopen jaren vruchten heeft afgeworpen. Belangrijk voor de KNMP is dat het rapport van de IGZ het belang van richtlijnen onderschrijft. Zo stelt het rapport dat apotheken goede resultaten boeken bij farmaceutische zorg waarvoor al richtlijnen bestaan. Ook is volgens het rapport de aanwezigheid van patiëntendossiers sterk verbeterd.”
Toch ziet de apothekerskoepel ruimte voor verbetering. “Zo krijgen apothekers nog steeds niet altijd de juiste informatie om medicatiebewaking uit te voeren. De apotheker is daarvoor in belangrijke mate afhankelijk van andere zorgverleners. De KNMP wil dan ook dat apothekers dossierhouder worden.” Volgens Salemink motiveert het rapport de ontwikkeling van meer richtlijnen op het gebied van farmaceutische zorg.
Met de komst van dit rapport zijn de apothekers nog niet klaar: de Inspectie beschouwt dit rapport als een nulmeting en gaat in 2011 honderd apotheken bezoeken om te kijken of de uitkomsten van deze meting ook echt overeenstemmen met de dagelijkse praktijk in de apotheken. Met deze toetsing wil de IGZ vooral nagaan in welke apotheken risico’s bestaan voor de patiëntveiligheid en inzicht krijgen in de kwaliteit van de farmaceutische zorg in de apotheken.
Het volledige rapport is te vinden op de site van de IGZ.
“Toch reikt het rapport ook verbeterpunten aan: de receptcontrole kan nog sneller en vollediger. Uit het oogpunt van veiligheid hoort de apotheker de uitgifte van een geneesmiddel binnen 24 uur na aflevering te controleren. Een derde van de apothekers gaf aan dat ze dat meer dan tien dagen per meetjaar niet deden.”
Kwaliteitsindicator 14: 1996 Uitspraak van Centraal Medisch Tuchtcollege
In 2006 oordeelde het Medisch Tuchtcollege te Groningen(1) dat een extramurale apotheker een behandelaar is. Veel van de IGZ -kwaliteitsindicatoren zijn op deze uitspraak gebaseerd. Een andere belangrijke uitspraak van het Centraal Medisch Tuchtcollege uit 1996, de primperan-casus(2), is als vraag aan alle apotheekhoudenden geretourneerd. Het is de kwaliteitsindicator 14 met als tekst:
14 “Aantal dagen dat recepten niet op dag van afleveren zijn gecontroleerd door apotheker “
Het Medisch Tuchtcollege oordeelde in 1996 bovendien dat niet alleen de recepten maar ook de computerlijsten dezelfde dag voor 24 uur moesten zijn nagezien door de verantwoordelijke apotheker.
Martina Teichert van de KNMP slaat de plank dan ook flink mis als ze stelt op pagina 13 van het PW van 24 september 2010:
“Apotheken blijken kerntaken zoals medicatiebewaking heel goed uit te voeren”.
Uit de opgegeven en nog niet geverifieerde antwoorden op kwaliteitsindicator 14 blijkt dat slechts 30% van de respondenten zelf aangeeft alle dagen voor 24 uur de recepten na te kijken. Het zakken tot onder de eisen van het Centraal Medisch Tuchtcollege kan door een handhavende IGZ niet worden gedoogd, temeer daar zij deze cijfers in eigen beheer heeft. Het Medisch Tuchtcollege eiste destijds plaatsing in het Pharmaceutisch Weekblad van zijn vonnis, inhoudende dat medicatiebewaking een persoonlijke kerntaak van de apotheker is. Hierbij mijn oproep tot deze herplaatsing met als achtergrond de kwaliteitsindicator 14. Deze zou onverkort ook intramuraal moeten gelden.
Noten
1.Negeren interactiesignaal bestraft [Pharm Weekbl. 2006;141(16):538-41]
2.Moss F. Medicatiebewaking en controle achteraf: een serieuze zaak. Uitspraak Centraal Medisch Tuchtcollege Pw 1996,1266-1269