Europa, niet de VS, uitgangspunt bij beoordeling vaccins
Wat was de aanleiding?
“Voordat nieuwe interventies ter preventie van infectieziekten worden geïntroduceerd in het Rijksvaccinatieprogramma moet vaststaan of vaccinatie van bepaalde doelgroepen kosteneffectief is. Ik heb dit onderzocht voor pneumokokken- en kinkhoestvaccinatie.”
Wat hebt u gevonden?
“Het pneumokokkenvaccin dat initieel werd gebruikt in het Rijksvaccinatieprogramma bleek minder kosteneffectief dan vooraf geschat. Dit kwam doordat de indirecte effecten (‘groepsimmuniteit of herd protection’ en serotypevervanging) gebaseerd waren op gegevens uit de VS. Echter, de prevaccinatie-epidemiologie blijkt in de VS anders te zijn dan in Europa. Polyvalente vaccins (10- en 13-valent) hebben een grotere kans om (kosten)effectief te zijn. Dat geldt vooral als ze de groepsimmuniteit versterken. De kosteneffectiviteit van pneumokokkenvaccinatieprogramma’s bij ouderen en risicogroepen wordt gedreven door de indirecte effecten van het kindervaccinatieprogramma en de effectiviteit tegen niet-invasieve pneumonie. Het introduceren van een extra boosterdosis tegen kinkhoest rond de 12 jaar is zeer kosteneffectief. Bij ongevaccineerde zuigelingen is het beoogde indirecte beschermende effect (herd effect) echter minimaal.”
Wat betekenen de resultaten?
“De beoordeling van de waarde van nieuwe vaccins kan niet zonder meer gebaseerd worden op data uit andere landen. Mogelijk zijn de nieuwe polyvalente pneumokokkenvaccins kosteneffectief bij zuigelingen. Indien het nieuwe pneumokokkenvaccin effectief is tegen niet-invasieve pneumonie is een risicovaccinatieprogramma tegen pneumokokken – bijvoorbeeld bij ouderen – in Nederland waarschijnlijk ook kosteneffectief. Andere vaccinatieopties voor de preventies van kinkhoest bij (deels) ongevaccineerde zuigelingen verdienen een heroverweging.”