Risperidon + ijzergebrek: overgewicht
Atypische antipsychotica zoals risperidon worden in toenemende mate langdurig aan kinderen en jonge adolescenten voorgeschreven. De toepassing berust op antagonisme van de werking van dopamine in de hersenen. IJzer is een cofactor bij tyrosinehydroxylase, het sleutelenzym voor de catecholaminesynthese. Dat bracht Amerikaanse onderzoekers op het idee om de mogelijke rol van ijzer op effect en bijwerkingen van het antipsychoticum risperidon nader te onderzoeken.
Zij includeerden in de periode 2005-2009 115 risperidongebruikers in de leeftijd van 7-17 jaar. Het gemiddeld gebruik van risperidon bedroeg 5,3 jaar (SD 2,6). Verder gebruikte circa 40% ook SSRI’s en 75% psychostimulantia. Om de ijzerstatus te meten bepaalden de onderzoekers onder andere de ferritine- en transferrinereceptorconcentratie. Ze bepaalden ook de serumconcentraties van risperidon en zijn metaboliet 9-hydroxyrisperidon. Dat deden ze ook bij de spiegels van prolactine, TSH en C-reactief proteïne.
47 gebruikers hadden een normale ijzerstatus. Het merendeel (68) vertoonde echter een matig tot ernstig ijzertekort. De kinderen met een lage ijzerstatus vertoonden een meer uitgesproken toename van het lichaamsgewicht dan de groep die een normale ijzerstatus had. In tegenstelling tot de verwachting was de lage ijzerstatus niet gecorreleerd met een verminderde respons of met een toename van de gebruikte dosering risperidon of psychostimulantia.
Dat was wel te verwachten aangezien uit dierexperimenteel onderzoek is gebleken dat een lage ijzerstatus het effect van antipsychotica vermindert.
De meest opmerkelijke bevinding is volgens de auteurs dat de prolactinerespons op risperidon circa 50% hoger is bij de kinderen met een lage ijzerstatus vergeleken met kinderen met een normale ijzerstatus.
De conclusie van de onderzoekers is dat meer aandacht voor ijzertekort bij jonge gebruikers van risperidon noodzakelijk is. De verwachting is dat verbetering van de ijzerstatus ook minder cardiovasculair risico en gewichtstoename zal geven. Dat laatste moet uiteraard nog wel verder onderzocht worden.