Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

Persoonlijke hulpmiddelen

Navigatie

‘Libido soms blijvend weg na stoppen SSRI’

GIC: onderzoek nodig om te kijken hoe groot het probleem is

PW Magazine 12, jaar 2014 - 17-03-2014
Antidepressiva veroorzaken mogelijk nog lange tijd na het stoppen van de medicatie seksuele bijwerkingen. Het aantal mensen dat zegt last te hebben van gebrek aan libido en melding maakt van erectie- en orgasmestoornissen stijgt.
‘Libido soms blijvend weg na stoppen SSRI’

Dat schrijft het bijwerkingencentrum Lareb in een artikel dat binnenkort verschijnt in het Tijdschrift voor Psychiatrie.

Dat antidepressiva bij patiënten kan leiden tot een vermindering van het libido is bekend. Volgens sommige studies heeft ongeveer de helft van de gebruikers hier last van. In de bijsluiter van bijvoorbeeld paroxetine staat dat patiënten “zeer vaak” een verandering van hun seksuele lust of seksueel functioneren kunnen ervaren. Uit het artikel van Lareb blijkt volgens een bericht vorige week in de Volkskrant dat gebruikers na het stoppen van antidepressiva nog jaren een minder libido kunnen merken, met name bij SSRI’s, schrijft Lareb. De klachten waren nieuw: de ex-patiënten die de klachten aan Lareb meldden, zeiden dat ze voor het gebruik van de SSRI’s geen last hadden. Naar schatting gebruiken in Nederland 600.000 mensen SSRI’s.

Oorzaak onbekend

Waarom het gebruik van SSRI’s de klachten veroorzaakt is nog niet bekend. Tot voor kort gingen de meeste wetenschappers ervan uit dat de seksuele problemen met de depressiviteit zouden wegblijven. SSRI’s worden beschouwd als antidepressiva die minder bijwerkingen hebben dan vergelijkbare andere antidepressiva.

De Volkskrant zegt documenten te hebben van de zusterorganisatie van Lareb, MHRA (Medicines and Healthcare Products Regulatory Agency), waarin honderden mensen klaagden over de zogenoemde post SSRI sexual dysfunction (PSSD).

Twee jaar geleden al maakte Lareb melding van “groeiend bewijs dat bij sommige patiënten seksueel disfunctioneren aanhoudt na het stoppen van SSRI’s”. Het centrum had negentien dossiers verzameld waarin een verband met dit soort bijwerkingen werd gelegd.

Vijftien klachten ontving het bijwerkingencentrum volgens die rapportage rechtstreeks van gebruikers, twee van huisartsen, een van een apotheker en een van een farmaceutisch bedrijf. Het ging in vijf gevallen om paroxetine en in vier gevallen om zowel sertraline, venlafaxine als citalopram. Twee meldingen kwamen binnen over fluoxetine en een klacht was er over zowel fluvoxamine als escitalopram. De meeste klachten kwamen van vrouwen en hielden enkele maanden tot twee jaar aan, aldus de analyse van Lareb in 2012.

Verder onderzoek

Apotheker Annemieke Horikx van het Geneesmiddel Informatie Centrum (GIC) vindt het moeilijk om te beoordelen of negentien klachten bij zoveel gebruikers over een fors aantal jaren veel is. “Er is verder onderzoek nodig om te kijken hoe groot het eigenlijke probleem is.” Ook Harrie Pulles, psychiater bij het Regionaal Psychiatrisch Centrum Woerden, vindt dat: “Zeker als het om effecten gaat over zo’n lange termijn.”

Document acties

Reacties

25-03-2014 17:51
gast@pw.nl zegt:

Het begint langzamerhand door te dringen dat het adagium dat de 'moderne' antidepressiva beter zouden zijn dan de klassieke tricyclische antidepressiva aan het afbrokkelen is.
Indertijd zijn ze met veel bombarie de markt opgepusht onder het motto dat ze minstens even werkzaam (of even onwerkzaam ?) zouden zijn, met minder met name cardiale bijwerkingen. Belangrijkste verkoopargument was ook dat ze bij accidentele of moedwillige overdosering minder dodelijk zouden zijn.
Over de werkzaamheid van alle antidepressiva zal men het rap eens zijn, die schommelt rond de 25-35 %, zeker als je het placebo-effect in acht neemt, waarbij wisselen van middel maar zelden tot een betere effectiviteit leidt. Over de vermindering van het aantal suïcides zal men het ook snel eens zijn, die heeft namelijk niet plaatsgevonden sinds de introductie van de SSRI's, integendeel, de laatste jaren is er weer een duidelijke stijgende lijn.
Nu zullen niet alle depressieve, suïcidale patiënten een poging ondernemen met een overdosis pillen, maar de SSRI's hebben daar in ieder geval geen verbetering gebracht.
Wat de bijwerkingen betreft zullen met name ouderen en cardiovasculaire patiënten eerder voor een tweede-generatie antidepressivum in aanmerking komen, terwijl Parkinson en het gebruik van NSAID's juist een reden is om aan de TCA's (eerste generatie) de voorkeur te geven.
Het niet willen accepteren van ernstige libido-vermindering door SSRI's zou daar natuurlijk ook bij moeten horen, al wordt dat in veel gevallen gebagatelliseerd, vooral als het wat oudere mannen betreft met een ingedut seksleven of peri- of post-menopausale vrouwen.
Bij clomipramine, toch een klassiek TCA, heeft het optreden van vertraagde zaadlozing en anorgasmie zelfs een extra indicatie opgeleverd bij die mannen die last hebben van voortijdige ejaculatie. Zo kun je van een bijwerking een hoofdwerking maken.
Nu lijkt me dat verminderd libido, nergens meer zin in hebben, toch ook een duidelijk symptoom kan zijn van depressie, en is het dus lastig het herstel van libido na stoppen van de antidepressiva geheel aan de naijlende bijwerking van die medicamenten te wijten.
Het kan ook zo zijn dat de depressie (nog) niet goed verholpen is, wat bij meer dan de helft van de patiënten het geval is, waarbij me in het artikel opviel dat het voornamelijk vrouwen waren die klaagden over het uitblijven van herstel.
Alles op een rijtje zettend zou ik er voor willen pleiten, net als bij de resubstitutie van de tweede en derde generatie anticonceptiepillen naar die van de eerste generatie, om ook bij het voorschrijven en (blijven) gebruiken van SSRI's en andere tweede-generatie AD's zoveel mogelijk terughoudendheid te betrachten, en zo veel mogelijk met een middel te beginnen van de eerste generatie, zoals amitriptyline.
Het hoeft geen betoog dat financiële argumenten al helemaal de balans in het voordeel van de oudere middelen doet doorslaan.

Cees van Gils
Breda, apotheker

07-04-2014 14:56
G. van den Brink zegt:

Collega Van Gils zet in zijn reactie een aantal beperkingen van antidepressiva op een rij. Terecht stelt hij dat de effectiviteit van deze middelen bescheiden is en dat de incidentie van suïcides door de komst van de antidepressiva c.q. de nieuwere antidepressiva niet sterk is afgenomen. Opvallend is dat hij vervolgens vraagtekens zet bij de seksuele bijwerkingen van een aantal (niet alle) antidepressiva. Deze zijn goed onderbouwd en worden door weinigen betwijfeld. Waar het in het bericht van LAREB om ging was de mogelijkheid dat bij sommige patiënten blijvende klachten op seksueel gebied zouden kunnen ontstaan na gebruik van een SSRI of venlafaxine.
Ik heb bezwaar tegen de conclusie die aan het einde van deze ingezonden brief wordt vermeld: het advies om zo veel mogelijk voor een antidepressivum van de eerste generatie, bijvoorbeeld amitriptyline, te kiezen. Naar mijn mening wordt deze voorkeur niet onderbouwd door het eraan voorafgaande betoog. We weten over de TCA’s dat ze in de eerste lijn zeker niet effectiever zijn, dat door de bijwerkingendruk effectieve doseringen in de eerste lijn zelden worden bereikt en dat bij patiënten bij wie dat wel gebeurt meer gebruikers met de behandeling stoppen vanwege bijwerkingen dan bij bijvoorbeeld SSRI's. Zoals Van Gils voor een deel zelf aangeeft is de toepasbaarheid van de TCA’s beperkt (met name bij ouderen en bij cardiovasculaire comorbiditeit) en het prijsargument speelt al jaren niet meer: de meeste nieuwere antidepressiva zijn generiek verkrijgbaar en daardoor goedkoper dan amitriptyline of nortriptyline.
Het omgekeerde van de aanbeveling van Van Gils lijkt me goed verdedigbaar: TCA’s als antidepressivum dienen in de eerste lijn te worden vermeden.

Geurt van den Brink,
docent departement Farmaceutische wetenschappen, Bètafaculteit Utrecht.

27-03-2014 09:54
J.C. Kortekaas zegt:

“Alles op een rijtje zettend zou ik er voor willen pleiten, net als bij de resubstitutie van de tweede en derde generatie anticonceptiepillen naar die van de eerste generatie”.

Op bovenstaande is wel een kleine correctie op zijn plaats.
Het Farmacotherapeutisch Kompas deelt als volgt in:

“Ten tweede wordt onderscheid gemaakt tussen eerstegeneratiepillen ('50 pillen') , die alle 50 microgram oestrogeen bevatten, en tweede- en derdegeneratiepillen ('sub-50 pillen'), die minder dan 50 microgram oestrogeen bevatten. De tweedegeneratiepillen bevatten levonorgestrel, lynestrenol of norethisteron als progestagene component. De derdegeneratiepillen bevatten desogestrel of gestodeen als progestageen. Norgestimaat wordt ook tot de derdegeneratie progestagenen gerekend, alhoewel het wordt omgezet in levonorgestrel, waardoor het ook als tweedegeneratieprogestageen kan worden beschouwd.”

Duidelijk moet zijn dat er een grote voorkeur is ontstaan de anticonceptiva voor te schrijven uit de familie van de TWEEDE generatie.

Back to top