Nierfunctiecontrole blijft vaak achterwege
Dat blijkt uit onderzoek van de afdeling Medische Informatica van het Erasmus MC (EMC) uit Rotterdam onder meer dan negenduizend patiënten die waren gestart met antihypertensiva (mono- of combinatietherapie). Deze patiënten waren afkomstig uit de Integrated Primary Care Information (IPCI)-database van het EMC.
Bij monotherapie onderging slechts 19% van de patiënten de creatininemeting (SCR) binnen dertig dagen, bij combinatietherapie 22%. Respectievelijk 66% en 74% van de patiënten kregen deze bepaling binnen een jaar. De NHG-standaard stelt dat de SCR binnen tien tot veertien dagen na aanvang van de therapie en bij dosisaanpassing moet geschieden. Het percentage patiënten dat nierfunctieonderzoek ondergaat, blijkt overigens per praktijk sterk te verschillen.
Bij slechts 2,6-3,4% van de patiënten verslechterde de nierfunctie (>30% toename van de serumcreatininespiegel) in het jaar na start van de medicatie. Bij meer dan 70% van deze patiënten ondernam de arts geen aanvullende maatregelen, zoals verwijzing naar een specialist, staken van de behandeling of vervolgbepalingen van de creatininespiegel. Dat de huisartsen vaak afwijken van de NHG-standaard is volgens de onderzoekers goed te verklaren: de opbrengst van screening is laag en financiële prikkels om deze uit te voeren, ontbreken [Drug Saf 2014;37:369-77].
Antihypertensiva verhogen het risico op acuut nierfalen, vooral in de eerste dertig dagen van de therapie. Dat komt doordat ACE-remmers en AT-II-antagonisten de autoregulatie van het renine-angiotensine-aldosteronsysteem (RAAS) verstoren en diuretica het bloedvolume verlagen.