Combinatie werkt bij elk HCV-genotype
Sinds de introductie van direct werkende antivirale middelen voor de behandeling van hepatitis C is het mogelijk om met een volledig orale therapie hoge genezingspercentages te bereiken. De keuze voor een behandelregime is in belangrijke mate afhankelijk van het HCV-genotype en de aanwezigheid van levercirrose. Een combinatie van de NS5B-remmer sofosbuvir en de nieuwe NS5A-remmer velpatasvir is onderzocht bij alle genotypen.
De ASTRAL-1- en ASTRAL-2-studies bekeken het effect van deze combinatie op de behandeling van genotype 1a, 1b, 2, 4, 5 en 6. 97-100% van de patiënten bereikte een sustained virologic response (SVR), in deze studie gedefinieerd als een viraal RNA <15 IE/ml, twaalf weken na het beëindigen van de behandeling. De effectiviteit was vergelijkbaar bij patiënten bij wie eerdere behandeling had gefaald en bij patiënten met gecompenseerde cirrose [N Engl J Med. 2015;373:2599-607, 2608-17].
ASTRAL-3 beschrijft de resultaten bij het moeilijker behandelbare genotype 3. Bij therapienaïeve patiënten zonder cirrose werd een SVR van 95% bereikt na een behandeling van twaalf weken met sofosbuvir en velpatasvir. Dit was significant meer dan de SVR van 80% na behandeling van sofosbuvir met ribavirine gedurende 24 weken (P < 0,001).
Bij patiënten met gedecompenseerde cirrose (Child-Pugh-score B) werden drie behandelregimes met elkaar vergeleken in ASTRAL-4. Na twaalf weken behandeling met sofosbuvir en velpatasvir was de SVR 83%. Toevoeging van ribavirine verhoogde dit naar 94%. Een behandeling van 24 weken sofosbuvir en velpatasvir gaf een respons van 86% [N Engl J Med. 2015;373:2618-28].
Fabrikant Gilead heeft inmiddels een aanvraag ingediend bij de FDA en het EMA om de combinatietablet sofosbuvir+velpatasvir op de markt te mogen brengen voor alle HCV-genotypen.