Gewicht patiënt bepaalt dosis methylfenidaat
Chermá et al. bepaalden de bloedspiegels bij 59 Zweden die goed en langdurig waren ingesteld op methylfenidaat: 21 kinderen (5-19 jaar) van een afdeling kinderpsychiatrie, 22 volwassenen van een afdeling psychiatrie en 16 volwassenen van een afdeling verslaving. De dosering varieerde van 18 tot 180 mg/dag in een (n = 35), twee (n = 24) of drie (n = 4) giften van een preparaat met vertraagde afgifte. Op gewichtsbasis was de dosering 1,0 mg/kg (mediaan; spreiding 0,18-2,2 mg/kg).
Bloedmonsters werden gemeten net voor toediening van de ochtenddosis en een en zes uur daarna. Na een uur was de mediane concentratie 5,4 ng/mL, na zes uur 9,3 ng/mL (met kwartielen 3,8-77 respectievelijk 6,6-13 ng/mL). Alleen bij de volwassenen was er een significante correlatie tussen dosis en bloedspiegels van zowel methylfenidaat als de metaboliet α-fenyl-2-piperidine-azijnzuur. Bij de kinderen waren de metabolietconcentraties relatief lager dan bij de volwassenen.
Gebruik van nicotine, alcohol of coffeïne had geen effect op de spiegels van methylfenidaat.
Tegelijk met de bloedmonsters werden ook speekselmonsters afgenomen om na te gaan of dit patiëntvriendelijke alternatief bruikbaar was voor therapeutic drug monitoring. Methylfenidaat in speeksel bleek echter instabiel en de verhouding tussen bloed- en speekselconcentraties was erg variabel.
In 2015 gebruikte in Zweden 2,7% van de kinderen en 0,9% van de volwassenen ADHD-medicatie; dit is ruwweg een vervijfvoudiging in tien jaar. Van de volwassenen gebruikt 66% methylfenidaat, 11% atomoxetine en 18% lisdexamfetamine; van de kinderen is dat 70, 15 respectievelijk 14%. [Eur J Drug Metab Pharmacokinet. 2017;42(2):295-307.]