Lage dosis epoëtine werkt even goed
Voor een gerandomiseerd open-label-onderzoek includeerden Saglimbene et al. 656 volwassen patiënten, die gedurende 12 maanden wekelijks 18.000 of 4000 IE epoëtine alfa/beta kregen (of de equivalente dosering van 90 of 20 mg darbepoëtine alfa). Bij hemoglobinewaarden buiten het bereik 9,5-12,5 g/dl werd de dosering aangepast. Op intention to treat-basis telde de hogedosisgroep 332 patiënten, de lagedosisgroep 324.
Aanvankelijk stegen de hemoglobinewaarden bij hoge doses en daalden ze bij lage; het verschil was maximaal na 2-3 maanden. Door de dosisaanpassingen was na 12 maanden de gemiddelde hemoglobinewaarde 11,2 ± 0,8 g/dl in de hogedosisgroep en 11,2 ± 0,7 g/dl in de lagedosisgroep (P = 0,73). De doseringen waren toen 10.337 (95%-BI 9432-11.242) respectievelijk 8770 (95%-BI 7863-9676) IE/week. In beide groepen was de mediane tijd tussen start en hemoglobinestabilisatie 34 dagen.
Het verschil in verandering (hoge dosering min lage dosering) was voor ferritine 3,9 mg/ml stijging (95%-BI –85,0-92,8), voor transferrine 9,2 mg/dl stijging/daling (95%-BI –6,3-24,8), voor transferrineverzadiging 3,7% stijging/daling (95%-BI –5,0-12,3), voor albumine –0,03 g/dl stabiel (95%-BI –0,2-0,1) en voor C-reactief proteïne –0,6 mg/l stijging (95%-BI –3,3-2,1). Hieronder is geen enkel significant effect.
De gecombineerde uitkomst van sterfte en cardiovasculair accident kwam bij hoge dosering 60 keer voor en bij lage dosering 54 keer (hazard ratio [HR] 0,95; 95%-BI 0,66-1,37). De enige veiligheidsparameter die significant verschilde was erytrocytentransfusie: 15 versus 30 personen (HR 2,44; 95%-BI 1,23-4,76).
De kwaliteit van leven leverde alleen voor fysieke conditie en emotionele beperkingen significante verschillen op, ten gunste van lage dosering. [PLoS One. 2017;12(3):e0172735.]