Zinvol: genotypering bij colorectale kanker
Dihydropyrimidinedehydrogenase (DPD) metaboliseert fluorouracil en andere fluorpyrimidines. DPD-deficiëntie kan leiden tot levensbedreigende toxiciteit en met name het allel DPYD*2 brengt veel risico met zich mee. De ESMO noemt DPD-activiteit als biomarker voor toxiciteit van fluor-pyrimidines, adviseert dosisaanpassing dan wel onthouding bij gedeeltelijke en volledige DPD-deficiëntie, maar adviseert genotypering niet als routine doch slechts als optie. Dat vinden Schirripa et al. te slap, omdat routinematige screening haalbaar is, de behandeling verbetert en kosten bespaart [Deenen et al., J Clin Oncol. 2016;34(3):227-234].
Schirripa et al. steunen wel de andere ESMO-aanbevelingen bij mCRC. Zo is er geen reden om routinematig het proteïne ERCC1 (excision repair cross-complementation group 1) te betrekken bij beslissingen over oxaliplatine. Verschillende grote klinische studies, waaronder vergelijkingen tussen irinotecan en oxaliplatine, zijn niet eenduidig over de associatie van het allel ERCC1-118T met resistentie tegen oxaliplatine.
Uridinedifosfaat-glucuronosyltransferase (UGT) 1A1 is van belang bij de uitscheiding van SN-38, de actieve metaboliet van irinotecan. Polymorfismen, met name UGT1A1*28, zijn in verband gebracht met neutropenie door irinotecan. De ESMO noemt genotypering een optie bij patiënten die mogelijk UGT1A1-deficiënt zijn of wanneer een dosis irinotecan > 180 mg/m2 wordt gepland.
Fluorouracil grijpt aan op thymidylaatsynthase (TS). De expressie van TS is onderhevig aan genetische variatie, maar grootschalig onderzoek heeft een klinisch effect niet bevestigd. De ESMO ontraadt dan ook genotypering of bepaling van TS-activiteit.