Antipsychotica houden schizofreen in leven
Taipale et al. (waaronder medewerkers van Janssen Cilag) analyseerden gegevens uit Zweedse nationale databases over 29.823 Zweedse ingezetenen van 16-64 jaar die tussen 1 juli 2006 en 31 december 2013 werden behandeld voor schizofrenie (prevalent cohort) en daarbinnen 4.603 personen bij wie in die 7,5 jaar de diagnose schizofrenie werd gesteld (incident cohort). De patiënten werden gevolgd gedurende gemiddeld 5,7 jaar (mediaan 6,9 jaar).
De gebruikte antipsychotica (ATC-groep N05A exclusief lithium) werden onderverdeeld in eerste en tweede generatie (G1 en G2) en tevens in orale middelen en depotinjecties. Beide cohorten gebruikten vooral oraal olanzapine, gevolgd door oraal aripiprazol en oraal risperidon. Van de depotpreparaten overheerste zuclopentixol in het prevalent cohort en risperidon in het incident cohort.
In het prevalent cohort was de gecorrigeerde hazard ratio (aHR) voor mortaliteit 0,44 (p < 0,0001) bij alle gebruikers van antipsychotica (1811 sterfgevallen in 138.451 persoonsjaren) in vergelijking met patiënten die geen antipsychotica gebruikten (704 sterfgevallen in 32.793 persoonsjaren). De cumulatieve sterfte na 7,5 jaar was 15,2% bij niet-gebruikers, 12,3% bij G1 depot, 12,2% bij G1 oraal, 8,5% bij G2 oraal en 7,5% bij G2 depot. In vergelijking met G2 depot was de aHR voor G1 depot 1,37, voor G2 oraal 1,51, voor G1 oraal 1,83 en voor niet-gebruikers 3,39.
De geringste sterfte (per 100 persoonsjaren) deed zich voor bij paliperidon depot (aHR 0,40), gevolgd door aripiprazol oraal (0,43). Flufenazine depot (4,48) en levomepromazine oraal (3,08) scoorden slechter dan geen gebruik (2,14).
In het incident cohort is, vergeleken met geen antipsychoticagebruik, de aHR voor mortaliteit 0,66 voor G1 oraal, 0,64 voor G1 depot, 0,53 voor G2 oraal en 0,15 voor G2 depot. [Schizophr Res. 2017 Dec 20; online.]