Licht overgewicht soms gunstig voor vaten
Jaspers et al. zochten een verklaring voor de ‘obesitas-paradox’: de associatie van hoge BMI met betere overlevingscijfers bij cardiovasculaire (inclusief cerebrovasculaire) aandoeningen. De BMI maakt echter geen onderscheid tussen abdominaal vet (appelvorm) en gluteaal-femoraal vet (peervorm). Abdominaal vet houdt verband met hypertensie.
De onderzoekers waren benieuwd of er bij SCVD-patiënten niet-lineaire verbanden bestaan tussen enerzijds BMI, tailleomvang en verhouding visceraal/abdominaal vet en anderzijds vasculaire ziekte, kanker en totale sterfte. Zij volgden 1767 patiënten prospectief gedurende mediaan 6,8 jaar; deze waren gemiddeld 59 jaar oud (SD 11) en hadden een gemiddelde BMI van 26 kg/m2 (SD 4).
Ze vonden U-vormige curves voor de invloed van de BMI. Bij 25-30 kg/m2 waren de kans op kanker en de totale sterfte kleiner dan bij 18,5-25 kg/m2 en ook kleiner dan bij > 30 kg/m2. De kans op vasculaire gebeurtenissen was het kleinst bij 27,5 kg/m2 (95%-BI 14,3-36,7), die op vasculaire mortaliteit bij 27,1 kg/m2 (95%-BI 21,9-29,3) en die op kankerincidentie bij 28,1 kg/m2 (95%-BI 19,0-38,2); de totale mortaliteit was het laagst bij 28,0 kg/m2 (95%-BI 26,3-29,2).
Ook vonden ze een niet-lineair verband tussen tailleomvang en totale sterfte, met voor mannen een laagste waarde bij 94,8 cm (95%-BI 80,3-100,1) en bij vrouwen van 84,0 cm (95%-BI 18,7-134,8). Het aandeel visceraal vet correleerde lineair met vasculaire mortaliteit (hazard ratio [HR] 1,23; 95%-BI 1,00-1,51) en totale mortaliteit (HR 1,22; 95%-BI 1,05-1,42).
De onderzoekers menen dat de traditionele BMI-afkapwaarden toe zijn aan herevaluatie maar dat abdominale obesitas hoe dan ook vermeden moet worden. [Int J Obes (Lond). 2017;41(12):1775-1781.]