Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

Persoonlijke hulpmiddelen

Navigatie

Biosimilars: goed en goedkoper alternatief

PW04 - 21-01-2020
Biosimilars zijn een kwalitatief gelijkwaardig maar goedkoper alternatief voor originele biologische middelen. Hierdoor kon in 2018 € 150 miljoen worden bespaard ten opzichte van 2014 en konden bijna 25% meer patiënten worden behandeld met deze middelen. Dit blijkt uit eerste resultaten van het programma Biosimilars op Maat (BOM).
Biosimilars: goed en goedkoper alternatief

De introductie van biosimilars zorgt ook voor meer marktwerking. Daardoor dalen de prijzen van gelijkwaardige middelen, maar ook van andere geneesmiddelen binnen hetzelfde indicatiegebied. Zo daalden de prijzen van drie TNF-alfaremmers (adalimumab, certolizumab pegol en golimumab) waarvoor in 2018 nog geen biosimilar beschikbaar was met 13 tot 20%. Volgens de BOM-onderzoekers probeerde de producent van Humira zijn marktaandeel te consolideren met langlopende contracten, om te voorkomen dat door toekomstige inzet van biosimilars fors marktaandeel verloren zou gaan.

BOM is een initiatief van Biosimilars Nederland en het Instituut Verantwoord Medicijngebruik, uitgevoerd in opdracht van het ministerie van VWS. Het programma loopt van februari 2018 tot en met juni 2020; deze resultaten zijn een tussenstand.

Goede argumenten

“Biosimilars dragen ook breder bij aan een betere betaalbaarheid van geneesmiddelen”, zegt Arnold Vulto, voorzitter van Biosimilars Nederland. “Dat is goed nieuws aan het begin van het jaar, dat ook wel eens verteld mag worden, want veel professionals in de zorg hebben zich hiervoor ingespannen.”

Volgens Vulto zorgt BOM voor meer kennis over biosimilars, waardoor het draagvlak onder zorgverleners om deze middelen in te zetten wordt vergroot. “Ze kunnen hun voorschrijf- en keuzebeleid nu van goede kennis en argumenten voorzien”, meent Vulto. “Zo draagt het BOM-programma bij aan kostendalingen en gunstige marktontwikkelingen voor biologische geneesmiddelen in Nederland.”

Flinke besparing  

Dat biosimilars leiden tot een flinke besparing bewijzen onder meer de TNF-alfaremmers etanercept en infliximab. In 2014 werd aan beide middelen € 310 miljoen uitgegeven, door de komst van biosimilars in 2015/2016 daalde dat bedrag met € 109 miljoen naar € 201 miljoen in 2018. Per patiënt betekende dit een besparing van 44% voor etanercept (van € 10.932 naar € 6134) en 50% voor infliximab (van € 15.425 naar € 7698).

Binnen de oncologie/hematologie gingen de uitgaven van rituximab omlaag van € 62 miljoen (2014) naar € 45 miljoen (2018). Per patiënt betekende dit een daling van € 8751 naar € 4929 per jaar.    

Vulto concludeert dat van de vijf bio­similar-beloftes uit 2013 er vier zijn waargemaakt in de afgelopen vijf jaar: biosimilars zijn een goedkoper alternatief; daardoor dalen ook de kosten van andere middelen in een bepaalde therapeutische categorie; meer patiënten kunnen worden behandeld binnen het budget en er komt geld vrij voor nieuwe – dure – innovaties. Alleen de vijfde belofte – door gunstigere kosteneffectiviteit van biosimilars kunnen patiënten eerder toegang krijgen tot deze voorheen voor sommige indicaties/behandeltrajecten te dure middelen – kon niet voldoende worden aangetoond. Vulto: “Hiervoor is nader onderzoek nodig.”  

Document acties

Back to top