Ontdekking twee nieuwe ziekten door genetisch onderzoek
Tijdens hun speurtocht naar mogelijke nieuwe families met het Birt-Hogg-Dubé-syndroom (BHD) stuitten de onderzoekers op verschillende mensen uit één familie die verschijnselen hadden die sterk deden denken aan BHG – de typerende huidafwijkingen en in enkele gevallen nierkanker – maar géén mutatie hadden in het folliculine-gen (FLCN).
BHD wordt veroorzaakt door mutaties in het FLCN-gen en komt voor bij ongeveer één op de 200.000 mensen. In het DNA-laboratorium in het Amsterdam UMC zijn al meer dan 450 patiënten met BHD gediagnosticeerd.
Patiënten hebben vaak cysten (blaasjes) in de longen met een verhoogde kans op een klaplong, verschillende specifieke huidafwijkingen en nierkanker.
Ook bij een tweede groep patiënten uit een andere familielijn waren vanaf jonge leeftijd verschillende symptomen van BHD aanwezig, weliswaar zonder nierkanker maar met opvallende huidafwijkingen, met name op de oren. Ook daar werd geen mutatie gevonden in het FLCN-gen.
Gekweekte niercellijn
Op basis van de analyse van alle coderende genen, het zogeheten exoom van de betrokken mensen, vonden de onderzoekers twee mutaties: bij het eerste ziektebeeld werd een mutatie gevonden in het PRDM10-gen.
Bij de tweede familie werd een locus op chromosoom 5 ontdekt, waarin onder andere een mutatie werd aangetoond in het folliculin interacting protein 1-gen (FNIP1-gen).
Vervolgens is met laboratoriumonderzoek een causaal verband aangetoond, en zijn de verdachte mutaties exact nagebootst in een gekweekte menselijke niercellijn waaruit de relatie blijkt met het ziektebeeld.
Geruststelling
Volgens de onderzoekers heeft de vondst van de twee nieuwe ziekten verschillende belangrijke implicaties. Zo is het van belang om de aandoening onder de aandacht te blijven brengen, aangezien het aantal patiënten en families met BHD nog sterk wordt onderschat.
Ook kunnen families duidelijkheid krijgen over de oorzaak van de in de familie voorkomende ziekte. Zeker in het geval van de FNIP1-mutatie kan dat een geruststelling zijn, aldus de onderzoekers, omdat er tot op heden geen aanwijzingen zijn dat een verhoogd risico bestaat op nierkanker.