Topicale NSAID’s voorkeur bij handartrose
Bij handartrose is er sprake van dunner wordend kraakbeen in de gewrichten van de vingers of duim. Hierdoor kunnen pijn, stijfheid en verminderde functie ontstaan. De topicale NSAID’s, die onder de zelfzorgmiddelen vallen, zijn volgens de richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Reumatologie de middelen van eerste keus. In Nederland is alleen diclofenac in gelvorm, in twee sterktes, geregistreerd voor de behandeling van handartrose.
Bij onvoldoende effectiviteit van topicale middelen kunnen artsen een kortdurende behandeling met orale pijnmedicatie, met name NSAID’s, overwegen ter verlichting van klachten. Daarnaast zijn paracetamol, pregabaline en duloxetine te overwegen. De therapiekeuze is verder ook afhankelijk van de aanwezigheid van artrose in andere gewrichten. Als slechts één of enkele gewrichten zijn aangedaan is er een lichte voorkeur voor lokale behandeling, terwijl bij gegeneraliseerde artrose orale therapie gunstiger kan zijn.
Ter verlichting van pijn en inflammatie zijn daarnaast glucocorticoïden in een lage dosering (10 mg of minder per dag) gedurende enkele weken te overwegen bij een groep patiënten. Er moet dan sprake zijn van ontstekingen in de zogenaamde DIP- en PIP-gewrichten. Het eerstgenoemde gewricht zit tussen het laatste en middelste kootje van de vinger en het laatstgenoemde zit daaronder.
DMARD’s hebben geen plek gekregen in het behandelbeleid van handartrose, ondanks dat deze middelen in de klinische praktijk bij ernstige gevallen van handartrose worden voorgeschreven. Studies naar hydroxychloroquine, verschillende TNF-alfa-remmers en remmers van interleukine-1 hebben namelijk de werkzaamheid bij patiënten met handartrose niet kunnen aantonen.