Langer postexpositieprofylaxe waterpokken mogelijk
Na een risicocontact kunnen artsen postexpositieprofylaxe bij bepaalde patiënten inzetten ter preventie van waterpokken. Hiervoor wordt onder meer varicellazosterimmunoglobuline (VZIG) toegediend. Het is belangrijk deze immunoglobuline zo snel mogelijk toe te dienen na een risicocontact. Maar het toedienen van VZIG lijkt ook effectief tot tien dagen na expositie. Voorheen werd een termijn van maximaal vier dagen (96 uur) gesteld.
Met dit advies sluit het NHG zich aan bij de multidisciplinaire richtlijn Varicella uit 2020. Deze richtlijn baseert zich onder meer op een prospectief observationeel onderzoek. Hierin kwam naar voren dat de incidentie van waterpokken niet significant verschilde tussen de groep waarbij VZIG werd toegediend binnen 96 uur na risicocontact en de groep die VZIG kreeg na 96 uur maar binnen tien dagen.
Voor deze preventieve behandeling kunnen volgens het NHG seronegatieve zwangere vrouwen, pasgeborenen en seronegatieve patiënten met een ernstige, klinisch relevante immunosuppressie in aanmerking komen.
Waterpokkenvaccin
Verder geeft het NHG aan dat er ook andere vormen zijn van postexpositieprofylaxe, zoals het waterpokkenvaccin. Dit vaccin is in te zetten bij immuuncompetente, niet-zwangere mensen en voorkomt vooral het optreden van een gecompliceerd beloop. Het vaccin moet tot en met drie dagen na het risicocontact worden toegediend.
Daarnaast zijn als VZIG niet beschikbaar of gecontra-indiceerd is, antivirale middelen te overwegen. Ze reduceren de ernst van een eventuele waterpokkeninfectie.