Medicatie bij orthostatische hypotensie te overwegen
Medicatie is te overwegen bij patiënten vanaf 65 jaar met orthostatische hypotensie door een ernstige neurogene oorzaak. In zo’n geval werkt het bloeddrukregulatiesysteem onvoldoende door autonoom falen. Ook bij een niet-neurogene oorzaak is volgens de richtlijnen een medicamenteuze behandeling een optie. Dan moet er wel sprake zijn van invaliderende klachten ondanks de inzet van niet-medicamenteuze maatregelen.
Bij ouderen met orthostatische hypotensie en hypertensie adviseren de richtlijnen te overwegen de dosering van antihypertensiva stapsgewijs te verhogen. Het doel hiervan is de klachten van de orthostatische hypotensie te verbeteren, aangezien een hoge bloeddruk meer bloeddrukdaling kan geven bij het opstaan. Benadrukt wordt dat het gaat om maatwerk en dat de behandelaar de symptomen zorgvuldig moet blijven monitoren.
Verdelen over de dag
Mensen vanaf 65 jaar die een alfablokker, bètablokker, diureticum of een calciumantagonist als diltiazem of verapamil gebruiken zouden kunnen overstappen naar een bloeddrukverlager met een gunstiger bijwerkingenprofiel. Hiervoor worden ACE-remmers en AT-II-antagonisten als opties genoemd. Daarnaast kan het helpen medicatie die mogelijk orthostatische hypotensie veroorzaakt te verdelen over de dag. Op die manier kan de patiënt een stabielere bloeddruk over de dag bereiken.
De niet-medicamenteuze opties zijn de eerste stap in de behandeling. Mensen zouden onder meer therapeutische elastische kousen kunnen gebruiken, voldoende vocht en zout moeten innemen en alcohol vermijden.