Overweeg loperamide bij diarree in palliatieve fase
De richtlijn adviseert bij onvoldoende effect van loperamide een ander opioïd te overwegen, zoals morfine. Bij waterige diarree is het gebruik van psylliumvezels ook een optie. Bij een verhoogde secretie van water en elektrolyten in de darm is er sprake van secretoire diarree en kunnen behandelaars kiezen voor de somatostatine-analogon octreotide.
Ook staan in de richtlijn algemene overwegingen beschreven. Zo wordt erop gewezen dat bij braken binnen vier uur na inname van de medicatie of bij hevige diarree de medicatie onvolledig kan zijn opgenomen. Daarnaast is aangegeven dat orale bloedglucoseverlagende middelen tijdelijk verminderd of gestaakt kunnen worden vanwege het risico op hypoglykemie en lactaatacidose.
Diarree komt veel voor in het laatste levensjaar van patiënten met kanker. 25 tot 30% van de patiënten geeft aan last van diarree te hebben. Bij patiënten met aids in de palliatieve fase wordt diarree door 6 tot 54% van de patiënten aangegeven. Bij kwetsbare ouderen in de palliatieve fase komt het minder vaak voor.
Oorzaken
Meestal is er bij acute diarree sprake van een infectie. De verwekker is vaak viraal, zoals de rotavirus of norovirus. Naar schatting heeft acute diarree in maximaal 1,5% van de gevallen een niet-infectieuze oorzaak. Het is niet bekend hoe groot dit percentage is in de palliatieve fase. Zo kan sondevoeding zorgen voor diarree door onvoldoende hygiëne, een te hoge toedieningssnelheid, te koude voeding of vezelarme voeding. Ook andere voedingsfactoren kunnen een rol spelen, bijvoorbeeld fructose in fruit en vruchtensappen en zoetstoffen in light dranken. Verder kunnen behandeling met chemotherapie, immunotherapie of doelgerichte therapie en radiotherapie van het kleine bekken colitis met diarree geven.
Acute diarree kan overgaan in chronische diarree als deze ongeveer langer dan twee weken aanhoudt of recidiveert.