Prominente plek voor SGLT-2-remmers in herziene NHG-Standaard Hartfalen
In de versie van de NHG-Standaard Hartfalen uit 2021 hadden SGLT-2-remmers een beperkte plaats. Deze middelen werden niet aanbevolen voor het behandelen van hartfalen bij patiënten zonder diabetes. Bij patiënten met diabetes type 2 en hartfalen waren ze te overwegen vanwege het positieve effect op exacerbaties van hartfalen.
In de nieuwe versie zijn SGLT-2-remmers de eerste stap in de medicamenteuze behandeling van hartfalen. Recente onderzoeken suggereren namelijk dat het starten van een SGLT2-remmer meerwaarde heeft bij patiënten met hartfalen, ook als zij geen diabetes mellitus type 2 hebben. Na analyse van de onderzoeken concludeert de NHG-werkgroep dat deze middelen mogelijk het risico op overlijden verlagen bij patiënten met hartfalen. Ook verbeteren ze mogelijk de kwaliteit van leven en verlagen ze het risico op ziekenhuisopname. Volgens de standaard kunnen behandelaars kiezen tussen dapagliflozine en empagliflozine.
Linkerventrikelejectiefractie
De aanbeveling om te starten met een SGLT-2-remmer geldt voor alle hartfalenpatiënten. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen mensen met een verminderde of behouden linkerventrikelejectiefractie. Bij patiënten die bekend zijn met hartfalen kunnen behandelaars het starten bespreken bij de eerstvolgende reguliere controle of wanneer zij op het spreekuur komen met een aan hartfalen gerelateerde klacht.
In de standaard wordt ook gewezen op bijwerkingen die kunnen optreden. Veelvoorkomend zijn urineweginfecties en genitale schimmelinfecties, zoals vulvovaginitis en balanitis. In zeldzame gevallen treedt de potentieel levensbedreigende complicatie euglykemische ketoacidose op. Dit wordt vooral gezien bij patiënten met diabetes mellitus type 2. Dit type ketoacidose onderscheidt zich van diabetische ketoacidose, doordat het kan optreden bij een licht verhoogde of niet-afwijkende glucoseconcentratie.