Prominente plek GLP-1-agonisten en SGLT-2-remmers bij diabetes
De eerste stap bij de behandeling van diabetes bij mensen zonder een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten blijft metformine. Bij onvoldoende effect is toevoegen van gliclazide in veel gevallen een goede keus volgens huisartsenorganisatie NHG. Met dit sulfonylureumderivaat is veel ervaring opgedaan. Daarnaast is het middel relatief veilig en zijn de kosten laag.
Maar bij een BMI van 30 of hoger kunnen artsen in plaats van gliclazide overwegen een GLP-1-agonist toe te voegen. GLP-1-agonisten geven naast een verlaging van de bloedglucosespiegel ook een grote kans op gewichtsreductie. Gliclazide geeft meestal gewichtstoename. Onder de GLP-1-agonisten heeft semaglutide subcutaan de voorkeur, omdat het effect van dit middel op gewichtsreductie mogelijk het grootst is.
SGLT-2-remmers
Daarnaast adviseert het NHG bij patiënten met meer dan drie cardiovasculaire risicofactoren een SGLT-2-remmer toe te voegen in plaats van gliclazide. SGLT-2-remmers verlagen het risico op hart- en vaatziekten. Vanwege het gebruiksgemak en de kosten hebben bij deze mensen SGLT-2-remmers de voorkeur boven GLP-1-agonisten.
Volgens de NHG-Standaard gaat het bij diabetespatiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten om mensen zonder eerder doorgemaakte hart- en vaatziekte of hartfalen die geen chronische nierschade hebben met een matig tot sterk verhoogd risico op hart- en vaatziekten.
De standaard noemt als cardiovasculaire risicofactoren roken, therapieresistente hypertensie, LDL-cholesterol dat meer dan 0,5 mmol/L boven de individuele streefwaarde ligt ondanks medicatie, leeftijd vanaf 60 jaar en chronische nierschade met een mild verhoogd risico.