Twee derde palliatieve patiënten krijgt ten onrechte herhaalrecepten
Doelgroep van het onderzoek zijn patiënten die zijn overleden aan een aandoening die gepaard gaat met een mogelijke behoefte aan palliatieve zorg en die tot hun overlijden stonden ingeschreven bij een huisarts.
Bij een steekproef van bijna 7000 patiënten hebben de onderzoekers in 2017 en 2021 de percentages gemeten van patiënten met voorschrijvingen in de laatste drie levensmaanden van opioïden, laxeermiddelen in combinatie met opioïden, mogelijk niet-passende medicatie in de laatste levensfase en geneesmiddelen van twijfelachtige waarde aan het levenseinde.
Uit de cijfers blijkt dat in 2021 huisartsen relatief minder opioïden voorschreven aan patiënten in de laatste drie levensmaanden (48%) dan in 2017 (55%). Op de overige drie indicatoren verschilt het voorschrijfgedrag nauwelijks van dat in 2017, terwijl in dat jaar wel werd geconcludeerd dat verbetering wenselijk was in het kader van ‘goede zorg’, aldus het Nivel.
Het onderzoeksinstituut benadrukt wel dat een hoog percentage patiënten dat opioïden krijgt ook een indicator kan zijn van goede zorg. In die zin zou een daling in 2021 ten opzichte van 2017 niet wenselijk zijn. Maar pijn kan ook op andere manieren worden behandeld, en mogelijk ervaren patiënten door andere behandelwijzen minder pijn. Een harde conclusie over de daling van voorschriften van opioïden is, volgens Nivel, daarom niet te trekken.
Laxeermiddelen
Omdat obstipatie een veel voorkomende bijwerking is van opioïden krijgen deze patiënten standaard laxeermiddelen. Uit het onderzoek blijkt dat lang niet alle patiënten (68%) in 2017 deze middelen kregen voorgeschreven. In 2021 is dit niet verbeterd (66%), aldus Nivel, dat benadrukt dat verbetering op dit vlak wenselijk is.
Verder hebben de onderzoekers gekeken of patiënten in de palliatieve fase herhaalrecepten hebben gekregen die onwenselijk zijn. Dit zijn medicijnen die eerder wel nuttig waren maar mogelijk niet-passend zijn in de laatste levensfase, zoals vitamine D, calciumsupplementen en cholesterolverlagers. Ruim twee derde van de doelgroep kreeg in 2021 (68%), net als in 2017 (70%), deze herhaalrecepten (mogelijk) wel ten onrechte.
Hartmedicijnen
Ook is onderzocht in hoeverre patiënten herhaalrecepten hebben gekregen voor medicatie die klinisch gezien in de laatste levensfase mogelijk geen waarde meer heeft. Voorbeelden hiervan zijn bepaalde hartmedicijnen (hartglycosiden) en maagzuurremmers. In 2021 heeft 77% van de doelgroep voor deze medicijnen een herhaalrecept gekregen, in 2017 was dat 79%.
Het Nivel concludeert dat huisartsen er goed aan doen om periodiek te evalueren of bepaalde geneesmiddelen gestopt kunnen worden voor deze patiënten in de laatste levensfase. Ook blijft het voorschrijven van laxeermiddelen in combinatie met opioïden een aandachtspunt.
Palliatieve zorg
Het onderzoek naar het voorschrijfgedrag voor patiënten in de laatste levensfase is uitgevoerd in het kader van het project Leren en Verbeteren in de Palliatieve Zorg (LeVePZ), een samenwerkingsverband van het Nivel, Stichting Palliatieve Zorg Nederland (PZNL), Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL), Landelijk overleg Consortia (LoCo) en Stichting Onderzoek Palliatieve Zorg Nederland (PALZON), met financiering van het ZonMw-programma Palliantie.
Voor deze rapportage zijn gegevens gebruikt van het Centraal Bureau voor de Statistiek en van huisartsen van Nivel Zorgregistraties Eerste Lijn.