Psychiatrie
Als er in de gezondheidszorg op medicijnen wordt bezuinigd, zijn het vaak de werkers in het veld die geheel ongevraagd als schokbreker dienen tussen de patiënt en de verzekeraar. Een greep uit een ochtendspreekuur.
De heer Buiter heeft lage rugpijn. Als ik hem een NSAID adviseer, vraagt hij om iets oplosbaars, omdat hij die dikke pillen moeilijk weg kan krijgen. Zo gezegd, zo gedaan. Twintig minuten later krijg ik een apothekersassistent aan de telefoon die mij verzoekt het recept nogmaals aan te maken, nu met de mededeling ‘medische noodzaak’ erop. Bozig bijt ik haar toe dat het recept het meest tastbare bewijs is van iets medisch noodzakelijks. Maar dat helpt natuurlijk helemaal niet …
De allerminst op haar mondje gevallen mevrouw Baas verzoekt aan het eind van haar bezoek langs haar neus weg of ze een recept omeprazol kan meekrijgen. Voor het komende jaar. “Doe maar 150, want ik heb ze regelmatig nodig en ze worden straks niet meer vergoed.” Ik zal u de daaropvolgende discussie besparen.
En psychofarmaca? Jazeker! De heer Bos is een arme sloeber die in wisselende mate een diazepammetje gebruikt om zijn emoties te beteugelen. Nu blijkt zijn buurvrouw een heel geschikte huisarts te hebben die op haar diazepamrecept een krabbeltje zet. Dan hoeft er niets betaald te worden. Als ik uitleg dat zoiets alleen kan bij een psychiatrisch probleem, haalt hij z’n schouders op. Gratis is prima, toch?
Zo dringt de verzekeraar de spreekkamer binnen en zet met regelmaat de relatie tussen patiënt, apotheker en huisarts onder druk. Ik voel me vaak misbruikt als uitvoerder van andermans plannen.