Dunning-Kruger
Mensen die bovengemiddeld competent zijn onderschatten vaak hun eigen kunnen.
Het gaat over incompetente mensen die zich bovengemiddeld competent wanen. Mensen die werkelijk bovengemiddeld competent zijn onderschatten vaak hun eigen kunnen.
De Brit Bertrand Russell, wiskundige en filosoof, merkte al in 1933 op: “In de wereld van vandaag lopen de domkoppen over van zelfverzekerdheid, terwijl de slimmeriken een en al twijfel zijn.” In de coronaperiode kwam dit mooi naar voren. Mensen die het verschil tussen een bacterie en een virus niet kenden, hadden een sterke mening over de coronamaatregelen en de vaccins. Terwijl de virologen steeds een slag om de arm hielden omdat zij inzagen dat nog niet alles was onderzocht. Maar ook in de politiek zijn er talloze voorbeelden.
In de apotheek komen we dit Dunning-Kruger-effect ook tegen. Patiënten zonder enige medische opleiding, of zelfs zonder kennis van basale biologie, hebben een sterke mening over medicatie en behandelingen. Vaak gevoed door Dokter Google of een kennis van de buurvrouw.
Als medisch professional zijn we vaak te voorzichtig met antwoorden, omdat we ook weet hebben van zeldzame uitzonderingen. We zijn daardoor niet stellig genoeg. Het is goed om bij een onderzoek alle opties open te houden, maar bij een uitleg van medicatie aan een patiënt komt een slag om de arm houden over als: “zie je wel, hij/zij weet het ook niet”.
Reactie van Frank Klont, universitair docent gepersonaliseerde farmacotherapie RUG:
Onderweg naar werk (in de trein) werd ik vanochtend verrast door de column van Jaap Dik aangaande het Dunning-Kruger effect. Ik was helaas niet verrast doordat deze column een eye-opener voor me was, maar doordat deze naar mijn idee de lezer op het verkeerde been zet en niet bijdraagt aan onze samenleving die steeds verder lijkt te polariseren.
Mijn eigen interesse in dit effect werd ruim een jaar geleden gewekt toen ik meerdere nieuwsitems zag/las waarin dit effect werd aangehaald in relatie met andersdenkenden tijdens de COVID-19 pandemie. Het effect leek mij te goed om waar te zijn en zodoende ben ik me er in gaan verdiepen door allereerst eens terug te gaan naar de bronpublicatie uit 1999 (i.e., DOI: 10.1037/0022-3514.77.6.1121). Hierdoor werd me al snel duidelijk dat men tegenwoordig vaak 'misbruik' lijkt te maken van dit effect.
Kijkend naar de eerste substudie in de bronpublicatie, dan is het allereerst interessant om te reflecteren op de studiepopulatie welke bestond uit "65 Cornell University undergraduates from a variety of courses in psychology who earned extra credit for their participation." We hebben het dus over een relatief klein aantal studenten van een universiteit die op plek 20 staat in the Times Higher Education rangschikking voor 2023 en eveneens op plek 20 in de QS World University Rankings voor 2023. Deze rangschikkingen zeggen uiteraard niets over de positie van Cornell ongeveer twintig jaar geleden, maar laten we voor het gemak ervan uitgaan dat de deelnemers aan deze studie bovengemiddeld intelligent waren.
Welnu, voor de eerste substudie moesten de deelnemers dertig grappen beoordelen "on a scale ranging from 1 (not at all funny) to 11 (very funny)." Deze grappen werden eveneens beoordeeld door een achttal professionele comedians en hun respons werd gebruikt om de reacties van de studenten aan te toetsen. Naast het beoordelen van de grappen moesten de deelnemers ook een inschatting maken van "their “ability to recognize what's funny” with that of the average Cornell student by providing a percentile ranking [...] from 0 (I'm at the very bottom) to 50 (I'm exactly average) to 99 (I'm at the very top)." De studieresultaten waren uiteindelijk niks meer dan hun eigen inschatting van het herkennen wat grappig is (y-as) en hoe ze daadwerkelijk scoorden op het beoordelen van de grappigheid, althans ten opzichte van de scores gegeven door professionele comedians (x-as).
Als we kijken naar de overige drie substudies uit de bronpublicatie dan hebben deze mogelijk wat meer objectieve parameters op y-assen staan, namelijk scores op "a 20-item logical reasoning test that we created using questions taken from a Law School Admissions Test (LSAT) test preparation guide" (substudie 2), "a 20-item test of grammar, with questions taken from a National Teacher Examination preparation guide" (substudie 3), en een test die
"ten problems based on the Wason selection task" bevatte (substudie 4). Met deze studies werd er respectievelijk gekeken naar logisch redeneren, grammatica en wederom logisch redeneren (x-as) en dan dus naar hoe de deelnemers hun eigen presteren inschatten ten opzichte van het presteren van hun studiegenoten (y-as).
En wat waren dan de uitkomsten van deze studie? Nou, voor de substudies 2 en 3 was er geen trend zichtbaar en voor de substudies 1 (humor) en 4 (logisch redeneren) leek er wel een trend zichtbaar te zijn. Echter, deze trends geven aan dat onder deze vrij slimme studenten de subgroep die het slechtst presteert en ook de subgroep die het best presteert op bepaalde testen de eigen prestaties ten opzichte van dat van de andere studenten niet correct lijkt in te schatten. Naar mijn mening is de generaliseerbaarheid van deze uitkomsten beperkt en is extrapolatie naar andere situaties, zoals beschreven in de column op pagina 6 van de meest recente PW, onwenselijk. Overigens zijn er meerdere papers verschenen in de afgelopen jaren die het Dunning-Kruger effect verwerpen, bijvoorbeeld door de bevindingen te verklaren als statistische ruis (e.g., DOI: 10.1037//0022-3514.82.2.180), maar ook hierop volgde weer de nodige kritiek (e.g., DOI: 10.1037/0022-3514.90.1.60).
Enfin, ik hoop dat ik u ervan heb kunnen overtuigen dat gebruik van het Dunning-Kruger effect in de betreffende column onjuist is. Bovenal hoop ik dat er iets van verduidelijking kan volgen om mogelijke polarisering tegen te gaan. Met name de uitleg van het Dunning-Kruger effect in de eerste alinea ("Het gaat om incompetente mensen die zich bovengemiddeld competent wanen. Mensen die werkelijk bovengemiddeld competent zijn onderschatten vaak hun eigen kunnen.") in combinatie met de eerste zin van de derde alinea ("In de apotheek komen we het Dunning-Kruger effect ook tegen.") zet naar mijn idee de lezer op het verkeerde been en behoeft rectificatie/verduidelijking.
Tot slot, ik begrijp dat apothekers in de dagelijkse praktijk patiënten tegenkomen die een sterke mening hebben doch geen scholing in het betreffende vakgebied hebben genoten. Laten we echter geen 'misbruik' maken van de wetenschap om hier extra waarde aan toe te kennen, bijvoorbeeld door wetenschappelijke artikelen aan te halen die niet toepasbaar zijn op de betreffende situatie. Als alternatief zouden we misschien de onderzoeksdrang van deze patiënten kunnen aanwenden om zorg te verbeteren, bijvoorbeeld door ze te helpen om te zoeken op de juiste plekken. We zouden ze verder nog kunnen helpen om kritischer te worden op wat ze lezen, hetgeen natuurlijk ook op ons van toepassing is, bijvoorbeeld als we iets lezen over een fenomeen met de naam 'Dunning-Kruger effect'.