Herexamen 2014 PW 24
Goede antwoord: a.
Het overzetten van sotalol op amiodaron heeft onmiddellijke gevolgen voor de instelling op acenocoumarol. Amiodaron remt het belangrijkste bij acenocoumarol betrokken leverenzym, CYP2C9, waardoor de acenocoumaroldosisbehoefte zal afnemen. Daarnaast kan, doordat amiodaron jodium in de structuur bevat, hypothyreoïdie of hyperthyreoïdie als bijwerking optreden. Bij hypothyreoïdie neemt de afbraak van stollingsfactoren af. Om voor dit effect te compenseren moet acenocoumarol hoger worden gedoseerd. Antwoord a is dus het meest aannemelijk.
Als amiodaron een hyperthyreoïdie uitlokt, is een daarop volgende hypothyreoïdie zonder behandeling van de hyperthyreoïdie niet aannemelijk, dus antwoord b is onjuist. Amiodaron en de actieve metaboliet hebben een extreem lange terminale eliminatiehalfwaardetijd (1,5-2 maanden), waardoor een steady state pas laat wordt bereikt en de remming van CYP2C9 dus ook over die periode zal toenemen (antwoord c onjuist). Tenslotte remt amiodaron behalve CYP2C9 ook CYP3A4, maar dit laatste speelt nauwelijks een rol bij het metabolisme van acenocoumarol; bovendien is amiodaron zeker geen CYP3A4-inductor, dus antwoord d is onjuist.
Bronnen:
• KNMP kennisbank
• Demirkan K, Stephens MA, Newman KP, Self TH. Response to warfarin and other oral anticoagulants: effects of disease states. South Med J. 2000;93(5):448-54.