Herexamen 2015 PW 16
Goede antwoord: b.
Om te concluderen dat FenomNee werkt, moet u de nulhypothese verwerpen. Daarbij kunt u op twee manieren een foute conclusie bereiken.
Er is een fout-positieve uitkomst denkbaar: u vindt een effect dat er in werkelijkheid niet is, de nulhypothese is correct maar wordt ten onrechte verworpen (type-1-fout). Met de keuze van de onbetrouwbaarheidsdrempel (α, de waarde waarmee u P vergelijkt) legt u de kans vast om de nulhypothese ten onrechte te verwerpen. Een veel gebruikte keuze voor α is 0,05. Daarmee kiest u voor 5% kans dat u een effect vindt dat feitelijk niet bestaat.
Als er wel een effect bestaat maar u vindt dat niet, wordt de nulhypothese ten onrechte aanvaard: een fout-negatieve uitkomst (type-2-fout). De kans daarop wordt aangegeven met β. De kans op een terechte verwerping van de nulhypothese, 1 – β, heet het onderscheidend vermogen, de statistische bewijskracht of de power. Voor het onderscheidend vermogen is in dit geval 0,8 gekozen, dus β is 0,2. Dit betekent 20% kans dat er wel een effect is maar dat u het niet waarneemt.