Herexamen 2016 PW 43
Een oncoloog heeft in het Farmacotherapeutisch Kompas gelezen dat hij bij een DPD-deficiëntie de dosering van capecitabine in overleg met de apotheker moet aanpassen. De patiënt heeft een coloncarcinoom en is heterozygoot drager van een DPYD*2A-variant. De oncoloog overweegt te starten met tweemaal daags 1000 mg/m2 capecitabine voor acht kuren. Wat is uw advies?
-
a. Vervang de geplande therapie door een niet-fluoropyrimidine.
-
b. Halveer de geplande dosering.
-
c. Geef 75% van de geplande dosering.
-
d. Hanteer de normale dosering, maar houd de patiënt goed in de gaten.
Toelichting
Het juiste antwoord is: b. Halveer de geplande dosering.
Het gen DPYD codeert voor het enzym dihydropyrimidinedehydrogenase (DPD). Dehydrogenering is de initiële en snelheidsbepalende stap in de omzetting van fluoropyrimidines (>80%) naar inactieve metabolieten. Bij DPD-deficiëntie is deze omzetting sterk verlaagd of afwezig, wat leidt tot meer actieve metabolieten en meer celtoxiciteit. DPYD*2A geeft een volledig inactief enzym. Heterozygote patiënten met een DPYD*2A-variant hebben één actief en één volledig inactief allel. Een dosisreductie van 50% leidt dan tot minder toxiciteit bij gelijke effectiviteit.
De volgende tekst is opgenomen in het Farmacotherapeutisch Kompas: “Pas bij DPD-deficiëntie de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker” (zie https://www.farmacotherapeutisch-kompas.nl/bladeren-volgens-boek/preparaatteksten/c/capecitabine). Een dergelijke vraag kan dus in toenemende mate worden gesteld.