Herexamen 2017 PW 14
Wanneer de leverfunctie is aangetast kan de farmacokinetiek en farmacodynamiek van een geneesmiddel gewijzigd zijn. Wat zijn de belangrijkste laboratoriumparameters voor het bepalen van de leverfunctie?
-
a. gamma-GT en alkalisch fosfatase
-
b. ASAT en ALAT
-
c. albumine, protrombinetijd en bilirubine
-
d. alle bovengenoemde parameters
Toelichting
Het juiste antwoord is: c. albumine, protrombinetijd en bilirubine
Het is belangrijk onderscheid te maken tussen parameters voor leverschade en parameters voor het functioneren van de lever. Door een grote overcapaciteit kan een lever ondanks schade vaak nog goed functioneren. Pas bij herhaaldelijke, chronische schade wordt de leverfunctie aangetast. Klinisch relevante wijzigingen in de farmacokinetiek en farmacodynamiek treden meestal pas op als sprake is van levercirrose.
Albumine wordt, net als de meeste stollingsfactoren, door de lever gesynthetiseerd. Wanneer de leverfunctie afneemt, zal de hoeveelheid albumine verminderen en de protrombinetijd toenemen. Ongeconjugeerd bilirubine wordt in de lever geconjugeerd en in de gal uitgescheiden. Als de leverfunctie is aangetast, kan de hoeveelheid bilirubine toenemen.
De transaminases ASAT en ALAT zijn enzymen die in de bloedbaan lekken als er schade aan de levercellen (hepatocyten) optreedt. Ze zijn hierdoor een marker voor leverschade, maar zeggen meestal weinig over het functioneren van de lever. Ook gamma-GT en alkalisch fosfatase zeggen weinig over het functioneren van de lever maar zijn juist specifieker voor schade aan de galgangen (cholestatische leverschade).
Bron: H.L.A. Janssen, J.P.H. Drent en B. van Hoek. Leverziekten. Houten 2009.
Volgens mij wordt hier het e.e.a. met elkaar verwisseld. Hypoalbuminemie kan duiden op een aanmaakstoornis. Een verlengd PT kan duiden op verminderde synthese van stollingsfactoren. Een laag albumine leidt echter niet automatisch tot een verlengde stollingstijd, want albumine is geen stollingsfactor.