Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

Persoonlijke hulpmiddelen

Navigatie

Herexamen 2018 PW11

PW11 - 14-03-2018 | door Marjorie Nelissen, IVM

Welke stelling is waar?

 

  1. a. Aluminiumverbindingen in vaccins zijn een conserveermiddel.
  2. b. Aluminiumverbindingen zijn reststoffen van het productieproces van vaccins.
  3. c. Aluminiumverbindingen in vaccins zijn toxisch voor pasgeborenen.
  4. d. Aluminiumverbindingen verhogen de werkzaamheid van vaccins.

Toelichting

Het juiste antwoord is: d. Aluminiumverbindingen verhogen de werkzaamheid van vaccins.

Aluminiumverbindingen (zoals aluminiumsulfaat en aluminiumhydroxide) verhogen de werkzaamheid van vaccins. Deze verbindingen komen voor in bepaalde vaccins, zoals het pneumokokkenvaccin, meningokokken-C-vaccin en hepatitis B-vaccin. Ze zorgen ervoor dat het vaccin het immuunsysteem beter bereikt. Hierdoor is een kleinere hoeveelheid van de werkzame bestanddelen nodig.

De hoeveelheid aluminiumverbindingen in het vaccin is gering. Aluminiumverbindingen zijn pas bij een veel hogere dosering schadelijk. Bovendien is de hoeveelheid aluminium die we dagelijks binnenkrijgen via de lucht, het voedsel en het drinkwater veel hoger dan de hoeveelheid aluminium in vaccins.

Bron: FTO-module Vaccinaties (Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik in samenwerking met RIVM)

Document acties

gearchiveerd onder: Veiligheid, Aluminium, Vaccin, Werkzaamheid
Back to top