Herexamen 2019 PW 19
Een patiënt krijgt in het ziekenhuis lithiumcarbonaatdrank 66,7 mg/mL toegediend in een dosering van 2 mL per dag. Na ontslag wordt de patiënt in de thuissituatie overgezet op lithiumcitraatdrank 34 mg/mL. Hoeveel mL lithiumcitraatdrank moet er toegediend worden?
NB: in het Informatorium Medicamentorum is te vinden dat 1 mL lithiumcitraatdrank 34 mg/mL overeenkomt met 0,36 mmol lithium of 13 mg lithiumcarbonaat.
-
10,3 mL
-
2 mL
-
2,6 mL
-
5,2 mL
Toelichting
Het juiste antwoord is: 10,3 mL
De patiënt kreeg in het ziekenhuis 2 x 66,7 = 133,4 mg lithiumcarbonaat per dag. 1 mL lithiumcitraatdrank 34 mg/mL komt overeen met 13 mg lithiumcarbonaat. Dat betekent dat 133,4 mg lithiumcarbonaat overeenkomt met 10,3 mL lithiumcitraatdrank (133,4/13).
2 mL lithiumcarbonaatdrank 66,7 mg/mL komt dus overeen met 10,3 mL lithiumcitraatdrank 34 mg/mL.