Herexamen
Herexamen 2015 PW 43
Bij het klaarmaken van een morfinecassette wordt de morfine-oplossing uit glazen ampullen opgezogen. Moet bij het klaarmaken van deze cassette een filter gebruikt worden? a. nee, filtratie is hier niet nodig. b. ja, een glasfilternaald of filterstraw. c. ja, een membraanfilter ≤ 0,2 micrometer. d. ja, glasfilternaald of filterstraw en een membraanfilter ≤ 0,2 micrometer.
Herexamen 2015 PW 42
Een neonaat van een week oud wordt opgenomen met koorts, verminderd bewustzijn en paarse puntvormige huidbloedingen die typisch zijn voor meningitis (petechiën). Uit de liquorpunctie volgt een verhoogd leukocytenaantal. De arts zet de kweken in. Wat is de beste empirische antibiotische behandeling? a. ceftriaxon b. amoxicilline + cefotaxim c. amoxicilline + cefuroxim d. cefotaxim + vancomycine
Herexamen 2015 PW 40/41
Een 68-jarige vrouw met reumatoïde artritis gebruikt 7,5 mg methotrexaat per week in combinatie met 40 mg adalimumab per subcutane injectie eens per twee weken. Ze komt in aanmerking voor de seizoensgebonden griepvaccinatie, maar twijfelt of dit wel kan aangezien ze geneesmiddelen gebruikt die effect hebben op haar immuunsysteem. Ze vraagt uw advies. Wat raadt u aan? a. Er is geen actie nodig. De griepvaccinatie kan gewoon gegeven worden. b. Drie weken voorafgaand aan de vaccinatie geen adalimumab en methotrexaat gebruiken; dan vaccineren; veertien dagen na vaccinatie weer starten van methotrexaat en adalimumab. c. Alleen methotrexaat vermijden gedurende 21 dagen. Vaccineer direct na het stoppen van de methotrexaat. Na 21 dagen methotrexaat 7,5 mg per week hervatten. d. Griepvaccinatie kan aan deze patiënte niet veilig worden toegediend. Het stoppen van de immunomodulerende therapie weegt niet op tegen de voordelen van griepvaccinatie.
Herexamen 2015 PW 39
Een 73-jarige patiënt wordt met een hartritmestoornis in het ziekenhuis opgenomen. Uit het ECG blijkt dat hij een verlengd QT-interval heeft (529 ms). De patiënt is sinds enkele weken ingesteld op sotalol (80 mg per dag) voor ventriculaire ritmestoornissen. Daarnaast is de patiënt afgelopen week gestart met fluconazol (150 mg per week) vanwege onychomycose en ciprofloxacine (500 mg 2x per dag) vanwege prostatitis. Welke combinatie van geneesmiddelen kan het verlengde QT-interval hebben veroorzaakt? a. combinatie van sotalol en fluconazol b. combinatie van sotalol en ciprofloxacine c. combinatie van fluconazol en ciprofloxacine d. combinatie van sotalol, fluconazol en ciprofloxacine
Herexamen 2015 PW 38
Een moeder staat met haar kind van 10 jaar aan de balie. Ze vraagt om een xylometazolineneusspray voor het kind. Welke sterkte en welk gebruiksadvies geeft u mee? a. Xylometazoline 1 mg/ml; 4 tot 6 keer per dag 1 spray in ieder neusgat b. Xylometazoline 0,5 mg/ml; 4 tot 6 keer per dag 1 spray in ieder neusgat c. Xylometazoline 1 mg/ml; 1 tot 3 keer per dag 1 spray in ieder neusgat d. Xylometazoline 0,5 mg/ml; 1 tot 3 keer per dag 1 spray in ieder neusgat
Herexamen 2015 PW 37
Een 28-jarige vrouw met de ziekte van Bechterew gebruikt meloxicam als pijnstiller. Bij het lezen van de bijsluiter van meloxicam valt haar op dat zij dit middel volgens de bijsluiter beter niet kan combineren met een (koperhoudend) spiraaltje. Ze vraagt uw advies. Wat raadt u aan? a. Er is geen actie nodig. De interactie is onvoldoende onderbouwd. b. Vervang het koperen spiraaltje door progestageen bevattend spiraaltje zoals Mirena of een andere vorm van anticonceptie. NSAID’s belemmeren het lokale ontstekingsremmende effect van koper. c. Vervang meloxicam door een ander NSAID. Meloxicam kan met koper intra-uteriene infecties veroorzaken. d. Vermijd de combinatie spiraaltje en NSAID. NSAID’s remmen het effect van alle spiraaltjes.
Herexamen 2015 PW 36
Een 28-jarige patiënt heeft drie weken geleden haar eerste kindje gekregen en geeft borstvoeding. Ze komt bij u met een recept voor Microgynon 30. Wat is uw advies? a. Afleveren zonder verdere voorzorgsmaatregelen; Microgynon kan veilig gebruikt worden tijdens de lactatie. b. Afleveren en informeren dat de patiënt dit middel beter pas kan gaan gebruiken als het kindje zes tot acht weken oud is. c. Niet afleveren en vervangen door een anticonceptivum dat alleen progestageen bevat.
Herexamen 2015 PW 34/35
Een 65-jarige man met COPD heeft een ernstige exacerbatie (temperatuur: 37,6°C, FEV1: 28%). De huisarts schrijft prednisolon 40 mg 1dd gedurende vijf dagen voor. Moet er een antibioticum bij? a. Ja, altijd als er een indicatie is voor een corticosteroïde. b. Ja, omdat de FEV1 kleiner is dan 30%. c. Nee, omdat hij geen koorts heeft. d. Dat hangt af van de uitslag van de CRP-test.
Herexamen 2015 PW 32/33
Welk geneesmiddel geeft de grootste kans op forse gewichtstoename? a. gliclazide; b. insuline; c. haloperidol; d. olanzapine.
Herexamen 2015 PW 30/31
Een 48-jarige mevrouw met hartfalen (NYHA klasse III) gebruikt als onderhoudstherapie enalapril 20 mg 2dd, furosemide 40 mg 2dd, bisoprolol 5 mg 1dd, spironolacton 25 mg 1dd en digoxine 0,125 mg 1dd. Met deze medicatie is ze de afgelopen maanden stabiel zonder bijwerkingen. Recent laboratoriumonderzoek laat de volgende waarden zien: kalium 5,2, eGFR > 60, digoxine 0,7 mg/L, bloeddruk=115/80, hartfrequentie 68 slagen/min. Welke wijziging zou u aan de arts voorstellen om de behandeling te optimaliseren? a. Digoxine verhogen naar 0,250 mg 1dd. b. Enalapril verlagen naar 10 mg 2dd. c. Bisoprolol verhogen naar 10 mg 1dd. d. Spironolacton verhogen naar 50 mg 1dd.
Herexamen 2015 PW 28/29
Meneer van der Broek, 55 jaar, krijgt voor het eerst het antidepressivum agomelatine 25 mg, eenmaal daags een tablet voor de nacht. Hij gebruikt verder nog enalapril 10 mg, metoprolol 100 mg, hydrochloorthiazide 12,5 mg, acetylsalicylzuur 80 mg en simvastatine 40 mg. Recent was zijn nierfunctie eGFR 46 ml/min. U belt de voorschrijvend arts voor overleg over de keuze van dit middel; op basis van kosten en werkzaamheid heeft dit middel niet de voorkeur. Wat bespreekt u nog meer? a. Of de leverfunctie gecontroleerd wordt in verband met verhoogde kans op stijging ALAT/ASAT. b. Of de natriumspiegels gecontroleerd worden in verband met verhoogde kans op hyponatriëmie door de interactie tussen hydrochloorthiazide en agomelatine. c. Of de dosering gehalveerd kan worden in verband met een verminderde nierfunctie. d. Toevoegen van een PPI in verband met een verhoogde kans op maagbloedingen door de combinatie van acetylsalicylzuur en agomelatine.
Herexamen 2015 PW 27
Welke van de onderstaande uitspraken over lithium en zwangerschap is juist? a. Een vrouw met een bipolaire stoornis gebruikt lithium en wil zwanger worden. Ze kan beter switchen naar carbamazepine. b. Als iemand lithium gebruikt tijdens de zwangerschap, is het risico op een aangeboren hartafwijking (Ebstein-anomalie) 10%. c. Tijdens de zwangerschap heeft kortwerkend lithiumcarbonaat de voorkeur boven een preparaat met gereguleerde afgifte, zoals Priadel en Camcolit. d. De dagelijkse dosis lithium kan het beste verdeeld worden over drie tot vier giften.
Herexamen 2015 PW 26
Een patiënt met tuberculose gebruikt onder meer isoniazide eenmaal daags 300 mg. Hij heeft veel last van moeheid, maar heeft zelf ontdekt dat de moeheid minder is als hij driemaal daags 100 mg isoniazide gebruikt. De behandelend arts kan niet in het Farmacotherapeutisch Kompas terugvinden of isoniazide driemaal daags gedoseerd mag worden en belt u voor advies. Uw advies luidt dat driemaal daags isoniazide 100 mg niet verstandig is, omdat: a. de effectiviteit van driemaal daags doseren niet geregistreerd is en dus niet onderzocht is. b. de topspiegel te laag wordt met deze keerdosering. c. de dalspiegel te laag wordt met deze keerdosering. d. de dalspiegel te hoog wordt met deze keerdosering.
Herexamen 2015 PW 25
U hebt een recept ontvangen voor mefloquinecapsules 50 mg (Lariam) voor een kind (1 jaar, 10 kilo). De ouders willen de capsules graag toedienen met limonade. U gaat ze bereiden vanuit Lariam 250 mg tabletten. Welke vulstof kiest u? a. primojelcapsulevulmengsel b. microkristallijne cellulose c. lactose d. alle drie zijn mogelijk
Herexamen 2015 PW 24
Interacties bij antitrombotica vereisen bijzondere oplettendheid. Welk van de volgende antitrombotica kan zonder bezwaar samengaan met rifabutine? a. apixaban; b. dabigatran; c. rivaroxaban; d. ticagrelor.
Herexamen 2015 PW 23
Monoklonale antilichamen, zoals trastuzumab en infliximab, zijn eiwitten die vaak voor een gedeelte bestaan uit een eiwit van niet-humane oorsprong. Hoe groter dit gedeelte, hoe groter de kans op de endogene vorming van antiglobulines. Welk effect hebben deze antiglobulines op de farmacokinetiek van het monoklonale antilichaam? a. Het verdelingsvolume neemt toe. b. Het verdelingsvolume neemt af. c. De klaring neemt toe. d. De klaring neemt af.
Herexamen 2015 PW 22
Welke combinatie van bloeddrukverlagende geneesmiddelen is eerste keus bij negroïde patiënten met ongecompliceerde essentiële hypertensie, die onvoldoende reageren op monotherapie? a. thiazidediureticum + ACE-remmer; b. thiazidediureticum + angiotensine-II-antagonist; c. thiazidediureticum + bètablokker; d. thiazidediureticum + calciumantagonist.
Herexamen 2015 PW 20/21
Bij patiënten die medicatie niet in eigen beheer hebben, dat wil zeggen dat een zorgmedewerker het beheer van de geneesmiddelen heeft overgenomen, moet de apotheek een toedienlijst leveren. Zorgmedewerkers mogen namelijk, vanwege de fouten die hiermee ontstonden in het verleden, niet langer zelf de toedienlijst maken. Maar moet dan ook iedere keer een nieuw actueel medicatieoverzicht worden meegeleverd? a. Ja, een nieuwe toedienlijst betekent automatisch ook een nieuw actueel medicatieoverzicht. b. Nee, een actueel medicatieoverzicht hoeft maar eenmaal per jaar te worden geleverd. c. Nee, er hoeft alleen een nieuw medicatieoverzicht te komen als er veranderingen in de medicatie hebben plaatsgevonden.
Herexamen 2015 PW 19
Bij de populatie van uw apotheek onderzoekt u of de interventie FenomNee effect heeft bij het verschijnsel Fenom. U selecteert de personen met Fenom en verdeelt ze at random over een interventiegroep (wel FenomNee) en een controlegroep (geen FenomNee). Na dertig dagen stelt u vast wie er nog Fenom vertonen en u vindt het volgende resultaat: • wel FenomNee (n = 548): 137 nog steeds Fenom, 411 geen Fenom meer; • geen FenomNee (n = 545): 218 nog steeds Fenom, 327 geen Fenom meer. Wat is de odds ratio voor effect van de ingreep FenomNee? a. 0,75; b. 1,25; c. 2,00; d. 3,00.
Herexamen 2015 PW 18
Meneer Roester gaat binnenkort op vakantie naar Angola. Voor dit land is een gelekoortsvaccinatie verplicht. Hij heeft daarom bij de GGD, naast andere vaccinaties, een dag geleden een gelekoortsvaccin gehaald. Meneer Roester gebruikt voor behandeling van de ziekte van Crohn mesalazine. Omdat de ziekte van Crohn niet goed onder controle is, stelt de maagdarmleverarts voor om te starten met azathioprine. Kan meneer Roester starten met de azathioprine? a. Ja, meneer Roester kan meteen starten met de azathioprine. b. Nee, meneer Roester wordt geadviseerd twee weken te wachten met het starten van azathioprine. c. Nee, meneer Roester wordt geadviseerd vijf weken te wachten met het starten van de azathioprine.