Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

Persoonlijke hulpmiddelen

Navigatie

Interactiebewaking: toepassing in de praktijk

Niet afkappen op alfanumerieke code

PW Magazine 43, jaar 2010 - 29-10-2010 | door Daphne Dost
In de praktijk blijkt onduidelijkheid te bestaan over het gebruik van het interactiebestand van de G-Standaard. Vaak wordt een meerwaarde toegekend aan de alfa­numerieke code, terwijl juist de indeling in Ja/Ja, Ja/Nee, Nee/Nee en Nee/Ja het belangrijkst is.

Van alle interacties in de G-Standaard is vastgesteld of er daadwerkelijk sprake is van een interactie (ja of nee) en of er actie ondernomen moet worden (ja of nee). Er zijn vier soorten interacties:

Ja/Ja: de interactie is onderbouwd in de literatuur, gecombineerd gebruik kan leiden tot een ongewenst effect en daarom is actie nodig;

Ja/Nee: de interactie is onderbouwd in de literatuur, echter actie is niet nodig;

Nee/Nee: uit de literatuur blijkt niet dat er sprake is van een interactie, er is geen actie nodig.

Nee/Ja: er is geen interactie, maar bij gecombineerd gebruik is om een andere reden wel actie nodig. Het kan zijn dat de combinatie wel ongewenste effecten geeft, maar niet hard gemaakt kan worden dat deze het gevolg zijn van een interactie (zoals bij anticonceptiva + tetracyclines/amoxicilline).

In geval van actie ‘Ja’ verschijnt een signaal op het computerscherm.In geval van actie ‘Nee’ hoeft dit niet. Afhankelijk van het softwarehuis bestaat de mogelijkheid om in te stellen of deze interacties al dan niet op het scherm verschijnen.2010pw43p29

Alfanumerieke code

Daarnaast is voor iedere interactie een alfanumerieke code vastgesteld. Het cijfer staat voor de kwaliteit van de onderbouwing en loopt van 0 (dierstudies/in vitro studies) tot 4 (gecontroleerde interactie­studie met klinisch relevante eindpunten). De letter beschrijft de ernst van het klinisch effect van de interactie: bij A zijn alleen farmacokinetische veranderingen beschreven, bij F is bijvoorbeeld overlijden gerapporteerd. Zie voor de alfanumerieke code de besliskaart bij de digitale versie van dit artikel.

Onduidelijkheid interacties

De onduidelijkheid bij gebruikers komt mogelijk doordat er diverse A-interacties zijn waarbij wel actie nodig is, terwijl er E-interacties zijn die geen actie behoeven. Twee voorbeelden:

Bleomycine + G-CSF (filgrastim, lenograstim of pegfilgrastim): 2E, Ja/Nee. Bij combinatie is pulmonale toxiciteit waargenomen. Omdat longtoxiciteit echter al een bekende bijwerking is van bleomycine die oncologen standaard monitoren en bleomycine al is gecontra-indiceerd bij verminderde longfunctie, is hier geen extra actie nodig.

Rosuvastatine + ciclosporine: 3A, Ja/Ja.Bij gecombineerd gebruik kan de rosuva­statinespiegel stijgen. Dit is een farmaco­kinetische interactie (code A). We weten echter dat bij een hoge statinespiegel myopathie kan optreden. De patiënt moet daarom worden gewaarschuwd voor mogelijke verschijnselen.

Geen afkappunt

Uit bovenstaande volgt dat de alfanumerieke code losstaat van het wel/niet ondernemen van actie. Het is dus niet verstandig een afkappunt in de alfanumerieke codering aan te brengen.

Document acties

Back to top