Antihistaminicaverstrekkingen typeren hooikoortsseizoen
Ieder voorjaar weer ander patroon in antihistaminicagebruik
Hooikoorts is de allergische reactie van het menselijk lichaam op de blootstelling aan pollen. Bij een allergische reactie komt histamine vrij dat bij hooikoorts verantwoordelijk is voor klachten van neus en ogen. Zo zijn een jeukende, verstopte of loopneus evenals jeukende, tranende of branderige ogen typische hooikoortsklachten. Met antihistaminica kunnen de effecten van de allergische reactie worden tegengegaan.
Antihistaminica zijn beschikbaar in vormen voor orale toediening (vooral tabletten), neussprays en oogdruppels. Het hierboven genoemde aantal van 4,5 miljoen verstrekkingen van antihistaminica op doktersrecept is de som van deze drie vormen tezamen. De orale vormen maken ongeveer 85% van die verstrekkingen uit. De rest bestaat voor ongeveer driekwart uit verstrekkingen van oogdruppels en voor een kwart neussprays. Opgemerkt moet worden dat hooikoortsklachten in de neus ook met niet- specifieke anti-allergiemiddelen kunnen worden tegengegaan, zoals ontstekingsremmende neussprays met corticosteroïden. De verstrekkingen van deze middelen zijn in de cijfers niet meegenomen, evenmin als de antihistaminica die zonder doktersrecept in apotheek of drogist zijn verkocht.
Jaarlijks wisselend beeld
Het pollenseizoen manifesteert zich vooral in de eerste zeven maanden van het jaar en kan grofweg worden onderscheiden in twee periodes. In de eerste periode (januari tot en met mei) staat vooral het boompollen op de voorgrond en in de tweede periode (mei tot en met juli) heeft het graspollen de meeste invloed. Omdat antihistaminica ook werkzaam zijn bij andere allergische aandoeningen en bij misselijkheid en duizeligheid worden ze het hele jaar door gebruikt, zo’n 200.000 verstrekkingen per maand. De pieken in het aantal verstrekkingen van antihistaminica in de maanden maart tot en met juli (zie figuur) zijn vooral een gevolg van hooikoorts.
In sommige jaren (2010, 2014 en 2015) zijn duidelijk twee pieken te onderscheiden, in april en in juni. De eerste valt in het traditionele boompollenseizoen en de tweede in dat van de grassen, terwijl in 2011 en 2016 er eigenlijk maar sprake is van één piek. Het verschil is dat de piek van 2011 al in april kwam en er dat jaar geen piek was in het grasseizoen, terwijl er in 2016 alleen een piek was in het graspollenseizoen. In 2012 waren de pieken in afwijkende maanden, namelijk in maart en in mei. In 2017 is in maart ook al een vroege ‘boompollenpiek’ geweest.