Aandeel apotheekbezoekers met intensieve zorg naar 14%
Rapport onderscheidt incidentele, chronische en zorgintensieve patiënten
In het rapport Versterking van de zorgfunctie van openbaar apothekers uit maart 2018, dat is opgesteld in opdracht van de KNMP, worden patiënten op basis van hun zorgbehoeftes en geneesmiddelengebruik in drie groepen verdeeld: zorgintensieve, chronische en incidentele patiënten.
Zorgintensieve patiënten kenmerken zich door een uitgebreide zorgvraag en gebruiken langdurig veel geneesmiddelen naast elkaar. Ze voldoen aan de definitie van polyfarmaciepatiënten. Dat zijn mensen die chronisch vijf of meer geneesmiddelen uit verschillende therapeutische groepen (ATC3-niveau) gebruiken. Van chronisch gebruik van een geneesmiddel is sprake als aan een patiënt meer dan drie keer per jaar hetzelfde geneesmiddel is verstrekt of als een geneesmiddel minimaal één keer wordt verstrekt voor een gebruiksduur van negentig dagen of meer.
Ook chronische patiënten gebruiken langdurig geneesmiddelen, maar uit niet meer dan vier verschillende geneesmiddelgroepen. Incidentele patiënten gebruiken af en toe, dus niet chronisch, een geneesmiddel.
Zorgintensief
Het aandeel zorgintensieve patiënten van het totale aantal apotheekbezoekers is de afgelopen jaren sterk gestegen. Kon in 2005 nog maar 8,1% van de apotheekbezoekers worden aangemerkt als polyfarmaciepatiënt – de term die voorheen voor zorgintensief werd gehanteerd – in 2010 was dit aandeel toegenomen tot 10,5% en tot 12,8% in 2015.
Nadien is het aandeel verder gegroeid. Van alle apotheekbezoekers was 14,2% in 2018 een zorgintensieve patiënt. Hierbij worden niet alleen de geneesmiddelverstrekkingen in de eigen apotheek van de patiënt betrokken, maar ook de verstrekkingen aan dezelfde patiënt in andere apotheken, waaronder poliklinische apotheken en dienstapotheken.
Toenemende vergrijzing en langer thuis blijven wonen veroorzaken de groei van het aantal zorgintensieve patiënten. Van de apotheekbezoekers kan verder bijna 40% worden beschouwd als chronische patiënten en de resterende 46% als incidentele geneesmiddelgebruikers.
Leeftijd
Naarmate iemand ouder wordt, neemt de kans toe dat hij langdurig meerdere verschillende geneesmiddelen naast elkaar gaat gebruiken. Zo is de gemiddelde leeftijd van incidentele geneesmiddelgebruikers 37 jaar, van chronische gebruikers 48 jaar en van zorgintensieve patiënten 70 jaar.
Het blijkt dat vier geneesmiddelgroepen door meer dan de helft van het aantal zorgintensieve patiënten chronisch worden gebruikt. Dat geldt voor de maagzuurremmers (A02B), die door 76% van de zorgintensieve patiënten langdurig worden toegepast. De cholesterolverlagers (C10A) en de antithrombotica (B01A) worden beide door ongeveer 65% van deze groep patiënten langdurig gebruikt. Tot slot worden ook de bètablokkers (C07A) door meer dan de helft (54%) van hen chronisch gebruikt. Door meer dan 30% van de polyfarmaciepatiënten worden de laxantia (A06A) en ACE-remmers (C09A) gebruikt (respectievelijk 35% en 33%).
Het chronisch gebruik van geneesmiddelen uit deze groepen volgt uit de richtlijnen voor artsen en apothekers, waarin deze groepen als eerste keus of als aanbevolen comedicatie bij veel voorkomende aandoeningen zijn opgenomen.
De SFK heeft voor deelnemers een rapport ontwikkeld dat de verhoudingen tussen de aantallen incidentele, chronische en zorg-intensieve patiënten in de apotheek en per huisarts toont, evenals landelijke referentiecijfers: www.sfk.nl/chronisch-zorgintensief.