In tien jaar een kwart meer aan CVRM-geneesmiddelen
Ondanks toename is het gemiddeld gebruik vrijwel gelijk gebleven
Cardiovasculair risicomanagement richt zich op het voorkomen van hart- en vaatziekten. De groep geneesmiddelen die daarbij worden ingezet is niet strak omlijnd. De SFK rekent de volgende ATC2-groepen tot de CVRM-middelen: antistollingsmiddelen, hartmiddelen, cholesterolverlagers en middelen tegen hoge bloeddruk. De laatstgenoemde groep omvat plasmiddelen, bètablokkers, calciumantagonisten, RAAS-remmers en een aantal specifieke antihypertensiva.
Per gebruiker
Uitgedrukt in standaarddagdoseringen (DDD) verstrekten openbare apotheken in 2018 ongeveer een kwart – 24% – meer aan CVRM-geneesmiddelen dan in 2008. Toch is het gemiddeld gebruik per persoon van deze middelen ongeveer gelijk gebleven. Dat kan niet worden verklaard door de toename van het aantal inwoners van Nederland, want dat is in de afgelopen tien jaar met maar ongeveer 5% gegroeid. De verklaring volgt uit de toegenomen omvang van dat deel van de bevolking waarvoor CVRM-middelen doorgaans zijn bedoeld. Globaal komt dat neer op de groep 55-plussers, die mede door de naoorlogse geboortegolf in tien jaar met ruim één miljoen personen is uitgebreid. Dat komt neer op een stijging van 23% en dat komt vrijwel overeen met de toename van de hoeveelheid verstrekte CVRM-middelen in tien jaar. Daardoor is in 2018 het gemiddeld aantal DDD’s aan CVRM-medicatie per 55-plusser vrijwel gelijk aan dat in 2008. Bijgaande figuur laat zien dat dat geldt voor alle onderliggende leeftijdsgroepen.
Aan de mensen die CVRM-geneesmiddelen gebruiken, verstrekten de apotheken in 2018 gemiddeld tweeënhalf CVRM-middel op ATC2-groepsniveau. De cholesterolverlagers, waartoe de statines behoren, en de bloeddrukverlagende RAAS-remmers tellen de meeste gebruikers. Beide groepen worden ieder door ongeveer 50% van de in totaal 4 miljoen gebruikers van CVRM-middelen toegepast. De middelen die bloedstolling moeten voorkomen, de antithrombotica, worden door 46% van hen gebruikt en bètablokkers door ongeveer 40%.
Kosten
De kosten aan CVRM-medicatie bedroegen in 2018, zonder de vergoeding voor de farmaceutische zorg in de apotheek en gebaseerd op de officiële apotheekinkoopprijzen (AIP), € 575 miljoen. Mede door patentverloop en het preferentiebeleid van verzekeraars is dat € 260 miljoen minder (-31%) dan tien jaar geleden.
Van die € 575 miljoen gaat het grootste deel, € 240 miljoen (42%), naar de antithrombotica. Hiertoe behoren de directwerkende orale antiocoagulantia (DOAC’s) die goed zijn voor twee derde van dat bedrag (€ 160 miljoen).
Op de tweede plaats komen de cholesterolverlagers met € 150 miljoen, waarvan € 46 miljoen (31%) voor evolocumab (Repatha) en alirocumab (Praluent), twee cholesterolverlagers van een nieuw type.